H3 herhaling

Huiswerk
Controle 

en 

vragen?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk
Controle 

en 

vragen?

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.1A
Leerdoel 1:
Ik kan een grafiek tekenen bij een lineaire formule.


Dit hebben we bij opgave 6 al gedaan.
Maar dit kan sneller.







Slide 2 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 1 theorie 3.1A
De grafiek van een lineaire formule is een rechte lijn.
Voor het tekenen van de grafiek maak je een tabel met 2 punten.
Kies voor x=0 en als tweede een getal waardoor de uitkomst een heel getal is, vaak x=2

Bij                                 kies je echter x=3

y=31x+2

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.1B
Leerdoel 2:
Ik kan berekenen of een punt op een grafiek ligt.


Berekenen, dus niet bekijken in de grafiek.







Slide 4 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 2 theorie 3.1B
Berekenen of een punt op een grafiek ligt:
Vul de x-waarde van het punt in de formule. Is de uitkomst precies hetzelfde als de y-waarde van het punt, dan ligt de punt op de grafiek.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.2A
We hebben nu al een aantal lineaire formules gezien.
Bijvoorbeeld: y=3x-2     y=-2x+3

De standaard vorm voor een lineaire formule  is:
y=ax+b    Hierbij zijn a en b getallen die per formule anders zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.2A
Leerdoel 3:
Ik kan de standaard lineaire formule benoemen en weet wat de a en b betekenen.


y=ax+b








Slide 7 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 3 theorie 3.2A
Standaard lineaire formule: y=ax+b
a: ga je in de grafiek 1 naar rechts dan ga je a omhoog
b: de grafiek snijdt de y-as bij (0,b)

a: richtingscoëfficiënt (geeft aan hoeveel de grafiek stijgt of daalt)
b: begingetal of snijpunt met de y-as.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is hier de a? En de b?

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.1B
Leerdoel 4:
Ik kan een formule opstellen bij een rechte lijn.







Slide 10 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 4 theorie 3.2B
Daalt de grafiek, dan is verticaal negatief en dus is de a ook negatief
___________

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.3A
Leerdoel 5:
Ik kan een lineaire formule opstellen vanuit een grafiek of tabel.


Nu niet alleen met x en y.  De x en y worden vervangen door andere letters, verder werkt alles hetzelfde. Kijk goed naar welke letter de x(horizontaal) voorstelt en welke de y(verticaal).







Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel 5 theorie 3.3A
Werkschema blijft hetzelfde. Alleen de standaard formule nu met de juiste letters opstellen.

Slide 13 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 5 theorie 3.3A
y=ax+b  
y: verticaal in assenstelsel en onderin tabel.
x: horizontaal in assenstelsel en bovenin tabel.

Kijk welke letters overeenkomen met x en y en geef de standaard formule met de juiste variabelen(letters).

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.3B
Leerdoel 6:Ik kan de som en verschilgrafiek van 2 lijnen tekenen.

De SOM van 5 en 3 is:  5+3 
Het VERSCHIL van 5 en 3 is: 5-3

Somgrafiek: 2 grafieken bij elkaar optellen
Verschilgrafiek: 2 grafieken van elkaar af halen.







Slide 15 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 6 theorie 3.3B
Stappenplan verschilgrafiek
- Kijk welke grafiek van welke grafiek afgehaald moet worden. (II-I) of (I-II)
Ga nu uit van I-II:
- Zoek het snijpunt op tussen de grafieken, zet bij die x-waarde een punt op de x-as.
- Waar grafiek II de x-as snij, ga verticaal naar grafiek I en zet een punt.
- Teken door de 2 punten de verschil grafiek.

Slide 16 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 6 theorie 3.3B
Stappenplan somgrafiek
- Kijk waar de grafieken de x-as raken.
- Ga bij die plekken verticaal naar de andere grafiek. 
- Zet daar beide een punt.
- Teken door die 2 punten de som grafiek.

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.4A
De x zoeken bij een bepaalde uitkomst noemen we de vergelijking oplossen.

Leerdoel 7:
Ik weet wat er bedoeld wordt met een vergelijking oplossen.

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.4A
Leerdoel 7:
Ik weet wat er bedoeld wordt met een vergelijking oplossen.

Sommige zijn heel makkelijk:
x + 2 =7                                       x - 1 = 0                          5x = 15
Deze kan je vaak zo zien. In de komende lessen leer je hoe je dit ook met lastigere vergelijkingen kan doen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.5A
Leerdoel 10:
Ik kan vergelijkingen oplossen met aan 2 kanten letters.
2x+7=x-2



Schrijf netjes onder elkaar!






Slide 20 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 8 theorie 3.4+3.5
Vergelijking oplossen is het zoeken van een getal dat je voor de variabele kan invullen zodat de vergelijking klopt.

Dit doe je stap voor stap:
1. Schrijf de vergelijking op.
2. Zet de losse getallen naar rechts
3. Zet de letters naar links
4. Deel links en rechts door het getal voor de x
5. Controleer de oplossing.


Slide 21 - Tekstslide

Hoofdstuk 3, 3.5B+C
Leerdoel 11:
Ik kan vergelijkingen met haakjes en breuken oplossen.




Schrijf netjes onder elkaar!






Slide 22 - Tekstslide

Aantekening leerdoel 11 theorie 3.5B+C
Vergelijkingen met haakjes: werk eerste de haakjes weg
Vergelijkingen met breuken: werk eerst de breuken weg. Vermenigvuldig daarom voor stap 4 links en rechts met de noemer(onder) van de breuk.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen
Grafieken tekenen. D1
Formules opstellen. D4+D6
Maar vooral vergelijkingen oplossen. D9+D11
Verder de overige D opgaven: 2, 3, 5, 7, 12, 13


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide