Een vraag stellen in het Frans

Lesdoel
Hoe stel ik een vraag in het Frans ? Bron C TB P26  Hfd2
1- zonder  vraagwoord
2- met  vraagwoord       

Aan het einde van de les kan ik een vraag stellen 
met /of zonder vraagwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Hoe stel ik een vraag in het Frans ? Bron C TB P26  Hfd2
1- zonder  vraagwoord
2- met  vraagwoord       

Aan het einde van de les kan ik een vraag stellen 
met /of zonder vraagwoord

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Neem je schrift !
Schrijf minimaal 3 vragen in het Frans op die jij kent en die jij gebruikt om kennis met iemand te maken met / of zonder vraagwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

bonjour
Comment tu t'appelles ?
Ça va ?
Tu habites où ?
Tu parles français ?

Oefenen : Schrijf deze vragen op een andere manier 

Slide 3 - Tekstslide

Bonjour 
Tu t'appelles comment ?
Est-ce que ça va ? 
Où tu habites ? 
Où est-ce que tu habites ?
Est-ce que tu parles français ?
  

Slide 4 - Tekstslide

Vraagvormen
Zonder vraagwoorden : 
Est-ce que tu fais du  sport ? [ est-ce que + zin]
Es-tu en forme ? [ omkering ]

Schrijf deze vragen op een andere manier in je schrift !
Gebruik de aanwijzingen in Bron C

Slide 5 - Tekstslide

Vraagvormen
Met vraagwoorden :
Pourquoi est-ce que tu fais du sport ? [ vraagw+est-ce que+zin]
Pourquoi tu es végétarien  ?  [ vraagw + zin]
Pourquoi manges-tu de la viande ?[  vraagw + inversie]

Schrijf deze vragen op een andere manier in je schrift :
Gebruik de aanwijzingen in Bron C 

Slide 6 - Tekstslide

Bijzonderheden
Het is niet altijd mogelijk om een vraag met vraagwoord op een andere manier te stellen.
1. "Pourquoi" kun je niet achteraan schrijven.
2. Combien de fois tu t'entraines au foot ? Het hele vraagw is combien de fois.
3. Let op "qu'est-ce-que" = wat = vraagwoord
"est-ce-que" is geen vraagwoord maar een formule
  

Slide 7 - Tekstslide

en nu oefenen
QUIZ

Slide 8 - Tekstslide

vertaal : Hoe gaat het ?
A
Ça va ?
B
Ça va bien ?
C
Ça va.
D
Comment ça va ?

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal : Train je vaak ?
A
Pourquoi tu t'entraînes ?
B
Est-ce que tu t'entraînes ?
C
Tu t'entraînes souvent ?
D
Je m'entraîne souvent.

Slide 10 - Quizvraag

welke andere manieren zijn correct voor de vraag : Tu aimes le chocolat?
A
Le chocolat tu aimes ?
B
Est-ce que tu aimes le chocolat ?
C
Aimes-tu le chocolat ?
D
Pourquoi tu aimes le chocolat ?

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in:
Tu habites .....?
A
comment
B
pourquoi
C
quand
D

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......de fois tu t'entraînes par semaine?
A
combien
B
comment
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 14 - Quizvraag

vul het juiste vraagwoord in :
.....est ton entraîneur ?
A
quand
B
combien
C
qui
D
pourquoi

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu es végétarien ? Parce que j'aime trop les animaux
A
quand
B
comment
C
qu'est-ce que
D
pourquoi

Slide 16 - Quizvraag

en nu zelf oefenen
Lees nog eens Bron C hfd2 TB p26 
maak opdrachten  13c 13d  14abcde  in WB p56/57/58

Succes !

Slide 17 - Tekstslide