NB-1-Naambordje

Blokhaak
Met een blokhaak kun je controleren of een hoek haaks (90°) is. Je kunt een blokhaak ook gebruiken om rechte en haakse lijnen af te tekenen.
A
B
C
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
TechniekMiddelbare schoolPraktijkonderwijsmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 320 min

Onderdelen in deze les

Blokhaak
Met een blokhaak kun je controleren of een hoek haaks (90°) is. Je kunt een blokhaak ook gebruiken om rechte en haakse lijnen af te tekenen.
A
B
C

Slide 1 - Quizvraag

Sleep de juiste naam naar de juiste zaag
figuurzaag
kapzaag
toffelzaag

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is dit?
A
Metaalzaag
B
Elektrische figuurzaag
C
Bankschroef
D
Combinatie tang

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet deze tang?
A
Zijkniptang
B
Combinatietang
C
Knijptang
D
Rondbektang

Slide 4 - Quizvraag

NAAMBORDJE

Slide 5 - Tekstslide

  • Multiplex 135 x 135 x 10 mm
  • Liniaal
  • Blokhaak
  • Potlood
  • Kapzaag
  • Figuurzaag
Wat heb je nodig

Slide 6 - Tekstslide

  1. Gebruik een blokhaak, liniaal en potlood om de juiste maten af te tekenen op het plankje.
  2. Klem het plankje tussen de bankschroef.
  3. Zaag het pootje uit het bordje met een kapzaag
Kijk goed naar de werktekening

Slide 7 - Tekstslide

  1. Teken de diagonale. Teken met een blokhaak een lijn door het snijpunt van diagonalen.
  2. Teken de inkeping af van het plankje! (zie B) De inkeping moet net zo breed zijn als het plankje dik is.
  3. Zaag de inkepingen uit. Zaag het tussenstukje uit met een figuurzaag (B).

Slide 8 - Tekstslide

  1. Als de inkeping te smal is, vijl je deze uit . Is de inkeping te breed, dan moet je het gat opvullen met dunne latjes totdat het wel past.
  2. Werk je plankje af met vijl en schuurpapier. Maak mooie ronde hoeken waar dat kan.
  3. Let op: de zijkanten moeten wel recht blijven

Slide 9 - Tekstslide

  1. Laat je docent je naambordje controleren en beoordelen.

Slide 10 - Tekstslide

Syllabus criteria
1.1.00ABCD: Je herkent de werkwijze en het gebruik van hulpmiddelenen materialen om tot de oplossing van een technisch probleem te komen. zie 1.1.1; Dit geld voor het maken van alle opdrachten
2.1.00ABCD: Je benoemt de correcte benaming van bepaalde traditionele en nieuwe materialen, gereedschappen en bewerkingen. zie 2.1.1; Dit geld voor het maken van alle opdrachten
2.2.00A: Je benoemt de correcte benaming van bepaalde traditionele en nieuwe materialen, gereedschappen en bewerkingen.
2.2.00B: Je herkent materiaal-eigenschappen (mechanische, natuurkundige, chemische, technologische) en licht de manier waarop deze materialen worden toegepast toe.
2.2.00CD: Je analyseert en past materiaaleigenschappen (mechanische, natuurkundige, chemische, technologische) toe in verschillende situaties.
2.2.01: voor Hout
2.4.00A: Je herkent de bewerkingen en verbindingen en de daarbij horende eigenschappen.
2.4.00B: Je past toe de bewerkingen en verbindingen en de daarbij horende eigenschappen.
2.4.00C: Je beschrijft de bewerkingen en verbindingen en de daarbij horende eigenschappen.
2.4.00D: Je legt uit de bewerkingen en verbindingen en de daarbij horende eigenschappen.
2.4.06: voor lijmen
2.4.08: voor vormverbindigen, alle niet genoemde vormverbindingen
2.4.11: voor meten (mm)
2.4.13: voor aftekenen (mm)
2.4.14: voor aftekenen blokhaak (mm)
2.4.17: voor zagen
2.4.26: voor werkbeschrijving lezen
2.4.27: voor werktekening lezen (mm)
5.1.00AB: Je benoemt belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van transport, communicatie, productie, bebouwde omgeving en gezondheidszorg.
5.1.00C: Je beschrijft belangrijke technologische ontwikkelingen op het gebied van transport, communicatie, productie, bebouwde omgeving en gezondheidszorg.
5.1.00D: Je beschrijft de betekenis van de begrippen informatie, data, code(ring), signaal, medium (kanaal), analoog en digitaal en benoemt deze in een gegeven communicatiesysteem.
5.2.00AB: Je herkent toepassingsgebieden van techniek in verschillende beroepen, zowel in technische als in niet-technische beroepen.
5.2.00CD: Je beschrijft toepassingsgebieden van techniek in verschillende beroepen, zowel in technische als in niet-technische beroepen.
5.3.00B: Je beschrijft bepaalde normen t.a.v. gezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden.
5.3.00CD: Je analyseert bepaalde normen t.a.v. gezondheid, milieu en arbeidsomstandigheden en beoordeelt deze in een situatie.
5.4.00A: Je herkent hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en geeft daar voorbeelden van.
5.4.00B: Je benoemt hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en geeft daar voorbeelden van.
5.4.00CD: Je beschrijft hoe technische vindingen van invloed zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en visa versa, en beschrijft daar voorbeelden van.

Slide 11 - Tekstslide