Blok 3 Lezen alineaverbanden

2V Blok 3 lezen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2V Blok 3 lezen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning
- Doelen
- Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
- Kort oefenen
- Zelfstandig aan de slag
- Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
1. Aan het einde van de paragraaf kun je signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen in een tekst.​
 

2. Aan het einde van de paragraaf kun je zins- en alineaverbanden met een opsomming, tegenstelling en voorbeeld benoemen.​

3. Aan het einde van de paragraaf kun je een kernzin formuleren met behulp van verschillende zinnen uit een alinea. ​

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een verband in de tekst?
  • In een tekst sluiten zinnen en alinea's op een bepaalde manier bij elkaar  

  • Zo kan in een zin een uitspraak staan en daar in de volgende zin een voorbeeld bij worden gegeven. Je spreekt dan van zinsverband. Er kan ook veen verband bestaan tussen alinea's

  • Bij ieder verband horen verschillende signaalwoorden. een signaalwoord geeft als het ware een seitnje aan de lezer: let op, nu komt er een voorbeeld of een uitleg.
  • In een tekst sluiten zinnen en alinea's op een bepaalde manier bij elkaar aan.

  • Zo kan in een zin een uitspraak staan en daar in de volgende zin een   voorbeeld bij worden gegeven. Je spreekt dan van zinsverband

  • Er kan ook een verband bestaan tussen alinea's: alineaverband.
  • Een woord dat een verband aangeeft is een signaalwoord.
Wat is een verband in een tekst?

Slide 5 - Tekstslide



'Om te beginnen at ik een hamburger. Daarnaast kreeg ik een milkshake. Bovendien heb ik nog een ijsje op.'

Slide 6 - Tekstslide

 Het opsommend verband
  • Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter       elkaar genoemd.

  • Let op de volgende signaalwoorden: 
       ten eerste / tweede/ derde
       om te beginnen, ook, daarnaast,  ten slotte.

Slide 7 - Tekstslide



'Er zijn gerechten waarbij witte rijst gewoon hóórt. Denk aan een gevulde Mexicaanse burrito of een Indische curry.'

Slide 8 - Tekstslide

Verband uitspraak - voorbeeld
  • In de alinea wordt extra informatie gegeven over een   (deel)onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, zo, neem nou.., denk aan...


Slide 9 - Tekstslide


'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'

Slide 10 - Tekstslide

Het tegenstellend verband
  • Bij een tegenstellend verband worden in de tekst       tegenovergestelde dingen genoemd.

  • Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: maar, hoewel, toch, echter, tegenover, aan de ene kant..., aan de andere kant...


Slide 11 - Tekstslide

Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden

Uitspraak - opsomming
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen..., maar ook, ten eerste, ten tweede, en.

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden

Uitspraak - tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds.....anderzijds, daar staat tegenover.


Slide 13 - Tekstslide

Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden

Uitspraak - voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo.

Slide 14 - Tekstslide

Kort oefenen
Aantal vragen.
Geef aan welk verband de zin of het stuk tekst bevat. 

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld

Slide 16 - Quizvraag

Kort oefenen
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad (= uitspraak, bewering). 

Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt (= voorbeeld).

Slide 17 - Tekstslide

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld

Slide 18 - Quizvraag

Kort oefenen
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen (uitspraak/bewering).

In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen (= opsomming van drie zaken).

Slide 19 - Tekstslide

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld

Slide 20 - Quizvraag

Kort oefenen
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent (= uitspraak). 

Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven (= tegenstelling).

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiten
Huiswerk blok 3 lezen 

Opdracht 5 + 6 + 7

Slide 22 - Tekstslide