sterke & zwakke werkwoorden, juni '25

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.


Slide 1 - Tekstslide

  • Lezen
  • Woorden van de week
  • Doelen van deze les
  • Herhalen pv
  • Uitleg sterke en zwakke ww
  • Oefenen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud van de les
Terugblik
Voorkennis activeren
Instructie / uitleg
Leerdoel
Zelfstandige verwerking
Afsluiten/ evalueren

Slide 3 - Tekstslide

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 4 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Planning 1KGT
Week 
Wat?
maandag 30 juni
Boekverslag inleveren
vrijdag 20 juni 2025
SO Spelling par.10-11-12
vrijdag 27 juni 2025
SO Fictie par. 1 t/m 4
4 juli 2025 moeten de cijfers ingeleverd zijn!
Dus, geen toetsen missen!

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen komende lessen 

  1. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen sterke en zwakke ww.
  2. Ik kan sterke en zwakke ww vervoegen in de vt.


Schrijf deze doelen in je schrift, zodat je aan het eind van de les kan controleren of je de doelen hebt behaald.

Slide 8 - Tekstslide

Voorkennis activeren

Slide 9 - Tekstslide

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
1. De leraar stelt één of meerdere vragen aan de gehele groep. 
2. De leerlingen krijgen een paar minuten de tijd om in stilte over het antwoord na te denken (denken).

Vraag die ik stel: waar denk je aan bij het woord 'werkwoord'?

Extra vraag voor de snelle lln: schrijf 5 ww op en maak er zinnen mee. 
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
3. De leerlingen bespreken met elkaar de antwoorden (delen) en formuleren een gezamenlijk antwoord.
Tijdens deze fase is het erg rumoerig.
Trap als docent niet in de valkuil om het juiste antwoord in deze fase weg te geven. Stel leerlingen vragen als zij vastlopen; hoe komt het dat jullie antwoorden verschillen? Wat voor informatie / hulp heb je nodig? Welke feedback kun je elkaar geven? Het gaat immers niet alleen om het juiste antwoord, maar vooral ook om het proces.
Vaak grijpen leerlingen naar aantekeningen of boek om hun gelijk te bewijzen. Daar wordt dus geleerd!
Tijdens het ‘denken’ en ‘delen’ heb je als docent waardevolle informatie verkregen waarmee jij je vervolgstap kunt bepalen.


Slide 11 - Tekstslide

voorkennis activeren
denken-delen-uitwisselen
4. De leraar vraagt aan één van de leerlingen uit het groepje om hun antwoorden met de klas te delen (uitwisselen).
Gebruik bij het bespreken eventueel een (digitaal) hulpmiddel waarmee je leerlingen willekeurig een beurt kunt geven. Als leerlingen weten dat zij gezamenlijk verantwoordelijk en individueel aanspreekbaar zijn, wordt de fase van delen nog belangrijker. 

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf het juiste woord op.
  1. De kat (springen) uit het raam.
  2. Gisteren (gaan) ik wielrennen.
  3. Vroeger (houden) ik niet van lasagne.
  4. Volgens mij (moeten) hij gisteren het boekverslag inleveren.
  5. Hij (rennen) gisteren weg voor een grote spin.
  6. Vorige week (verhuizen) onze buren.

  • Hoe noem je de woorden die je hebt opgeschreven?
  • Welke verschillen zie je?
timer
1:30

Slide 13 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden 

Lesdoel: Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Eerst pv herhalen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. 
Eén daarvan is de persoonsvorm.

De persoonsvorm geeft aan het getal, de hoeveelheid en de tijd van de zin. 

Slide 18 - Tekstslide

Persoonsvorm
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Heb jij je huiswerk af?
Heb jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Ik heb hem een cadeau gegeven.



Slide 19 - Tekstslide

Tijd- & getalproef
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal (enkelvoud <> meervoud)  kan veranderen. Door enkelvoud en meervoud en tegenwoordige tijd in verleden tijd te veranderen, verandert de persoonsvorm (pv) mee. 

Heb jij je huiswerk af?
Had jij je huiswerk af?
Ik geef hem een cadeau.
Joris en ik gaven hem een cadeau.



Slide 20 - Tekstslide

Tijdproef & getalproef 
1. Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

a Op Instagram volgde ik mijn vrienden.
b De meeste leerlingen waren op tijd op school.

2. Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.
c De postbodes komen een pakketje bezorgen.
d De docent op school is erg aardig.

Slide 21 - Tekstslide

Zinsdelen/zinsdeelproef
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verander de volgorde van een zin en kijk welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.

Slide 22 - Tekstslide

Zinsdelen/zinsdeelproef
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verander de volgorde van een zin en kijk welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdelen maken
Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Stap 1: wat is de persoonsvorm?
Stap 2: alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel

Slide 24 - Tekstslide

sterke en zwakke ww

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Terugblik
De kok .....(gebruiken) niet veel kruiden in zijn gerecht.

Slide 27 - Woordweb

Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
JA!
Nee

Slide 28 - Poll

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 31 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep


Slide 32 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 
(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.
bakken - bakten
koken - kookten

Slide 33 - Tekstslide

Zwakke Werkwoorden
Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:
enkelvoud: stam + -te of stam + -de 
(speelde, pakte)
meervoud: stam + -ten of stam + den 
(groeiden, werkten)
'T KOFSCHIP - ;T SEXYFOKSCHAAP

Slide 34 - Tekstslide

Stappenplan
1.Werken= hele werkwoord
2.werk(en) eraf
3.laatste letter is k
werK
4.Zit de K in t sexy fokschaap?
Ja-> te
Nee?-> de

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
WORDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 37 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KOKEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 38 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
GEVEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 39 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SPELEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 40 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Hoe?
Zelfstandig 
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Opdr.
Klaar?
-Controleer jezelf
-Lever je boek in bij docent
-Ga verder in Numo
Nederlands-taken-werkwoorden
timer
20:00

Slide 41 - Tekstslide

Ik heb het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden goed begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll