VSK: Probleem oplossen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Wiskunde

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Zodra het water kookt, draai je beide zandlopers om.
  • Wanneer de zandloper van 7 minuten doorgelopen is, draai je hem opnieuw om. 
  • De zandloper van 11 minuten loopt nog 4 minuten door.
  • Zodra deze doorgelopen is, draai je de zandloper van 7 minuten weer om. 
  • Deze zal na 4 minuten doorgelopen zijn.
  • Wanneer hij doorgelopen is zijn de eieren klaar:
  • 7 + 4 + 4 = 15 minuten zijn verstreken.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

  • Leg 4 munten links en 4 munten rechts.
    De kant die het meest zakt is het zwaarst en met die 4 munten ga je verder.
  • Leg 2 munten links en 2 munten rechts.
    De kant die het meest zakt is het zwaarst en met die 2 munten ga je verder.
  • Leg 1 munt links en 1 munt rechts.
    De kant die het zwaarste is, bevat de gezochte munt.

Slide 4 - Tekstslide

2 ---

Slide 5 - Tekstslide

2 ---
Leg op de linker weegschaal drie munten en op de rechter weegschaal drie munten. De twee munten die over zijn leg je op tafel.
Nu heb je drie mogelijkheden:
  1. Wanneer de balans in evenwicht is, dan is een van de twee
     andere munten de zwaarste.
    Leg één munt op de linker weegschaal en de ander op de rechter weegschaal.
    Je ziet nu welke van deze twee de zwaarste munt is.
  2. Wanneer de drie linker munten samen zwaarder zijn dan de drie rechter munten, dan is een van de drie linker munten de zwaarste munt.
    Leg één van de drie munten op de linker weegschaal, een ander op de rechter en de laatste leg je op tafel.
    Als een van beide op de weegschaal zwaarder blijkt dan de ander , dan heb je de zwaarste munt gevonden.
    Zijn ze even zwaar, dan is de derde munt (op tafel) de zwaarste.
  3. Wanneer de drie rechter munten samen zwaarder zijn dan de drie linker munten, dan geldt dezelfde weegprocedure als hiervoor beschreven.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

2 ---
Leg op de linker weegschaal drie munten en op de rechter weegschaal drie munten. De twee munten die over zijn leg je op tafel.
Nu heb je drie mogelijkheden:
  1. Wanneer de balans in evenwicht is, dan is een van de twee
     andere munten de zwaarste.
    Leg één munt op de linker weegschaal en de ander op de rechter weegschaal.
    Je ziet nu welke van deze twee de zwaarste munt is.
  2. Wanneer de drie linker munten samen zwaarder zijn dan de drie rechter munten, dan is een van de drie linker munten de zwaarste munt.
    Leg één van de drie munten op de linker weegschaal, een ander op de rechter en de laatste leg je op tafel.
    Als een van beide op de weegschaal zwaarder blijkt dan de ander , dan heb je de zwaarste munt gevonden.
    Zijn ze even zwaar, dan is de derde munt (op tafel) de zwaarste.
  3. Wanneer de drie rechter munten samen zwaarder zijn dan de drie linker munten, dan geldt dezelfde weegprocedure als hiervoor beschreven.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

  • Neem van de eerste stapel 1 munt, van de tweede stapel 2 munten, van de derde stapel 3 munten
    enzovoort. Je hebt dan 55 munten totaal.
  • Weeg de 55 munten. 
  • Wanneer zij allemaal 6 gram zouden zijn, dan zouden ze samen 330 gram wegen. Maar de 55 munten wegen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10 gram minder dan 330 gram. 
  • Het aantal grammen dat de stapel minder weegt, geeft aan welke stapel uit de munten van 5 gram
    bestaat.

  • Stel dat de tweede stapel de stapel met de licht munten is, dan weeg je 328 gram, 2 gram minder dan 330 gram.
    Immers de twee munten van deze stapel wegen samen 10 gram in plaats van 12 gram wanneer het munten van 6 gram geweest zouden zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Het eerste getal is even

 
Een even getal maal 55 is even. Een oneven getal maal 55 is oneven. 
Het getal dat je in gedachten hebt moet dus 99 plus een oneven getal zijn. 
Het getal dat je in gedachten hebt, is dus even.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De leraar is 25 + 24 = 49 jaar ouder dan zijn kleinzoon,
ofwel 
                                                                         leeftijd kleinzoon = leeftijd leraar - 49
Ook geldt                         leeftijd leraar + leeftijd kleinzoon  = 73
Invullen                             leeftijd leraar + leeftijd leraar - 49 = 73
Dus                                                 2 x leeftijd leraar            - 49 = 73
beide kanten +49                        2 x leeftijd leraar                    = 122
beide kanten  : 2                                 leeftijd leraar                    = 61       
                                             Dus de leeftijd van de leraar is 61 jaar.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1 = (4x4):4:4 of 44:44 of (4+4): (4+4)
2 = (4:4)+(4:4)
3 = (4+4+4):4
4 = ((4-4)x4)+4
5 = ((4x4)+4):4
6 = ((4+4):4)+4
7 = (4+4)-(4:4)
8 = (4+4)x(4:4) of 4+4+4-4
9 = (4+4)+(4:4)
10 = (44-4):4

Slide 16 - Tekstslide