Week 15

English
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

To Do:
Week 15
  • Lesson 1:  Check chapter 3E + Start with Chapter 4B
  • Lesson 2: Chapter 4B 
  • Lesson 3: SO Theme Words 3B & 3B & Stones 3 + Chapter 3I


Slide 2 - Tekstslide

Aims

-  Je kunt bijvoeglijk naamwoorden (adjectives) gebruiken in een zin.
- Je kunt de present perfect correct gebruiken.
- Je kent de Theme Words van Chapter 4B.



Slide 3 - Tekstslide

Lesson 1

Slide 4 - Tekstslide

Check Homework
Exercise 31a/b- 32a/b- 33 p. 144-147

Slide 5 - Tekstslide

Recap
1. Wat zijn adjectives?

2. Wat is de 'adjective' in de volgende zinnen:
- Tina became angry at her parents.
- He bought an expensive pair of shoes.

3. Waar zet je adjectives in een zin?

Slide 6 - Tekstslide

3E: Writing & Grammar
Adjectives = bijvoeglijke naamwoorden:
-geven meer informatie over zelfstandig naamwoorden 
- komen vóór het zelfstandig naamwoord

He watched a funny film on television last weekend.
My parents have a red car.

Adjectives= bijvoeglijk naamwoorden:
- geven soms meer informatie over het onderwerp
- komen achter de werkwoorden: be, look, appear, seem, become, feel, taste

Their garden is beautiful.
The lion looked hungry.
The weather was horrible.






Slide 7 - Tekstslide

Grammar: Word Order
Wie doet wat waar wanneer ?    
Who - Does- What - Where - When 


He watched a film on television last weekend.

Adjectives zeggen meer over "wat" en soms over "wie" (senses)

He watched a terrible film on television last weekend.
The lion looked hungry.


Slide 8 - Tekstslide

4B: Theme Words
  • Theme Words: buying something from a shop p. 14
  • Theme Words: adverbs of frequency p.15
  • Theme Words: shopping words p. 23
  • Theme Words: getting around town p. 39


Slide 9 - Tekstslide

4B/D/H: Theme Words
Exercise 11: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op. Bekijk de afbeeldingen, welke Theme Words zie je?
Exercise 12: vul de Theme words ( p.14) in.
Exercise 13: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op. 
Exercise 14: los de puzzel op met de Theme words van p. 15.
Exercise 16: vul de woorden in.
Exercise 17: lees de strategie goed door.
Exercise 26:a/b schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op en geef bij b aan welk woord niet in het rijtje past. (p.23)
Exercise  50: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op en zet Theme words in de e-mail. (p.39)

Klaar: leer de Theme Words op  p.48 ( cashier-traffic jam)
             Slim Stampen: Vocabulary B-D-H

Je hebt op dinsdag en donderdag in de les tijd om aan de opdrachten te werken. Donderdag nakijken (einde les).

Slide 10 - Tekstslide

Homework
Study:
  •  Book A: Theme Words on p. 166 ( applaud t/m subtitles)
                          Stone 7/8/9 on p. 168
  • Book B: Theme Words on p. 48 ( cashier-traffic jam)


Slide 11 - Tekstslide

Lesson 2

Slide 12 - Tekstslide

4B: Theme Words
  • Theme Words: buying something from a shop p. 14
  • Theme Words: adverbs of frequency p.15
  • Theme Words: shopping words p. 23
  • Theme Words: getting around town p. 39


Slide 13 - Tekstslide

4B/D/H: Theme Words
Exercise 11: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op. Bekijk de afbeeldingen, welke Theme Words zie je?
Exercise 12: vul de Theme words ( p.14) in.
Exercise 13: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op. 
Exercise 14: los de puzzel op met de Theme words van p. 15.
Exercise 16: vul de woorden in.
Exercise 17: lees de strategie goed door.
Exercise 26:a/b schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op en geef bij b aan welk woord niet in het rijtje past. (p.23)
Exercise  50: schrijf de Nederlandse vertalingen van de woorden op en zet Theme words in de e-mail. (p.39)

Klaar: leer de Theme Words op  p.48 ( cashier-traffic jam)
             Slim Stampen: Vocabulary B-D-H

Slide 14 - Tekstslide

Homework

Study:
  •  Book A: Theme Words on p. 166 ( applaud t/m subtitles)
                          Stone 7/8/9 on p. 168
  • Book B: Theme Words on p. 48 ( cashier-traffic jam)


Slide 15 - Tekstslide

Lesson 3

Slide 16 - Tekstslide

SO: Theme Words+ Stones
Vertaal de woorden (1-7) van het Engels naar het Nederlands.
Vertaal de woorden (8-15) van het Nederlands naar het Engels.
Vertaal de zinnen (16-20) van het Engels naar het Nederlands.

Klaar:  -leg het toetspapier omgedraaid op je tafel. 
              - wacht in stilte, op je plaats tot iedereen klaar is.
             - maak een tekening op de achterkant.
             

Slide 17 - Tekstslide

3I: Grammar
Exercise 56 on p. 160


Slide 18 - Tekstslide

Present Perfect
Vorm:
have/has + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord
regelmatige werkwoorden: ww+ -ed  => visited
onregelmatige werkwoorden: eigen vorm (3e kolom) => p.213

Slide 19 - Tekstslide

Present Perfect ( Voltooid tegenwoordige tijd)
Gebruik:
-om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds aan de gang is
-om te praten over ervaringen tot nu toe
-om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd waar je nu het resultaat van merkt

She has lived in London since 2016.
I have visited Italy many times.
My TV has broken down, so I can't watch the show tonight.

juf (just-until-for) en (ever-never) sysar (since-yet-so far-already-recently)

Slide 20 - Tekstslide

Past simple or Present Perfect?
1. Hollywood has begun/ began making films in the 1920s.
2. We have seen / saw a great film yesterday.
3. Our TV has broken down / broke down, so we can't watch the show now.
4. She has seen/ saw the film many times.
5. He has lived / lived in Hollywood since July.

Slide 21 - Tekstslide

3I: Grammar
Wat:
Exercise 57: onderstreep/markeer de signaalwoorden (juf en sysar) en de present perfect.
Exercise 58a: kies has of have in elke zin.
Exercise 58b: maak zinnen met de pressent perfect. Gebruik de woorden tussen haakjes in de juiste vorm. Bijv. They have never seen that show.
Exercise 60: Omcirkel het correcte antwoord. (Past Simple of Present Perfect)
Exercise 61: lees de strategie en zoek op hoeveel betekenissen de woorden hebben.
Hoe: zelfstandig, fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Uitkomst: We gaan de antwoorden de volgende les nakijken.

Slide 22 - Tekstslide

Homework
Finish:
-exercise 57-58-60-61 on p. 160-163 (Book A)


Neem boek A en B mee naar de les volgende week.

Slide 23 - Tekstslide