Herhaling en quizvragen fictie non-fictie en perspectieven

Welkom 
Fijn dat je er bent!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Stil lezen

Quizvragen fictie en perspectief

Nakijken

Kahoot werkwoordspelling

Keuze (lezen, PO, boekenlegger, huiswerk maken, opdrachten of bordspel werkwoordspelling)



Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen van vandaag

Ik weet het verschil tussen fictie en non-fictie. 
Ik weet welke vertelperspectieven er zijn. 

Slide 4 - Tekstslide




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier
          /                       \               





  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te    komen.
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Onrealistisch
Zou echt kunnen gebeuren.
Zou niet echt kunnen gebeuren.

Slide 5 - Tekstslide

Vertelperspectief

Slide 6 - Tekstslide

Een verhaal kijk of lees je door de ogen van iemand anders.

Slide 7 - Tekstslide

In verhalen kunnen vier perspectieven voorkomen

1. Ik-perspectief
2. Personaal perspectief (hij/zij)
3. Alwetend / Auctoriaal perspectief (hij/zij)
4. Meervoudig / Wisselend perspectief 


Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met vertelperspectief?
A
hoeveel personages er in het verhaal zitten
B
de structuur van het verhaal
C
vanuit welk oogpunt het verhaal verteld wordt
D
wat de hoofdpersoon doet in het verhaal

Slide 9 - Quizvraag

Ik-vertelperspectief
Personaal vertelperspectief
Auctoriaal vertelperspectief
Hij ziet zijn vrienden lopen in de stad. 
Hij zou er morgen wel achterkomen dat je het leven niet kan plannen.
Wat een vervelend mannetje, denk ik terwijl ik zijn kop koffie inschenk. 

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is géén kenmerk van een personaal vertelperspectief?
A
Onbetrouwbaar
B
De lezer weet niet meer dan het personage
C
De verteller is neutraal
D
Kijkt van bovenaf

Slide 11 - Quizvraag

Fictie is...
A
alles wat verzonnen is.
B
alles wat niet verzonnen is.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Kern

Slide 13 - Quizvraag

Bij een auctoriaal vertelperspectief is er een 'alwetende verteller'. Deze alwetende verteller:
A
weet niks en neemt deel aan het verhaal
B
weet alles en neemt deel aan het verhaal
C
weet niks en neemt geen deel aan het verhaal
D
weet alles en neemt geen deel aan het verhaal

Slide 14 - Quizvraag

''Jeroen liep door de donkere ruimte, hij was bang wat hem zou kunnen overkomen."
A
ik-vertelperspectief
B
hij/ zij-vertelperspectief
C
alwetende verteller

Slide 15 - Quizvraag

De zin: 'Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
elk vertelperspectief

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk nakijken

H8 opdr. 8 t/m 12

Slide 17 - Tekstslide

Kahoot

Werkwoordspelling 2

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Noteer in je agenda!


Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag 
Kies wat je gaat doen:

  • Bordspel werkwoordspelling in een groepje van vier
  • Boekenlegger
  • Lezen
  • PO
  • Huiswerk
  • Opdrachten werkwoordspelling

Slide 20 - Tekstslide


Is de opdracht duidelijk?

Slide 21 - Tekstslide

Volgende les


We gaan verder met fictie H22 tijd.

Slide 22 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie. 
Ik ken de vertelperspectieven.

Vertel......

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 24 - Tekstslide

Fijne dag

Slide 25 - Tekstslide