ka 12 Leenstelsel/feodale stelsel

Gevolgen: economie (ka 11)
  • Men trekt zich terug in kleine gemeenschappen (domeinen) die autarkisch (zelfvoorzienend) zijn.
  • Hofstelsel
  • De Romeinse agrarisch-stedelijke samenleving werd weer een agrarische samenleving. (= Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw)
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Gevolgen: economie (ka 11)
  • Men trekt zich terug in kleine gemeenschappen (domeinen) die autarkisch (zelfvoorzienend) zijn.
  • Hofstelsel
  • De Romeinse agrarisch-stedelijke samenleving werd weer een agrarische samenleving. (= Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Gevolgen van de val van het Romeinse Rijk
- Het werd onveilig in Europa
  •  Er was geen sterk leger meer
  •  de bruggen en wegen werden niet langer onderhouden.
  • De handel kwam 'stil' te liggen en de steden lopen leeg
  • Geen geldeconomie
  • Geen centraal bestuur
  • oorlog en roofovervallen


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

gevolgen: politiek
Leenstelsel/feodale stelsel
ka 12

Slide 5 - Tekstslide

Europa na de val van het Romeinse rijk
  • 476 n.chr het West Romeinse rijk valt

  • Grote volksverhuizing; Germaanse stammen vestigen zich overal in het voormalige Romeinse rijk

  • Door het gebrek aan leiderschap en verdediging, kunnen roversbendes al plunderend door het Romeinse rijk trekken.

Slide 6 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

Slide 7 - Tekstslide

Clovis
  • stichter van het Frankische Rijk.
  • bekeerde zich tot het christendom en liet zichzelf dopen in Reims.
  • Clovis krijgt nu steun van de kerk.

Slide 8 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Karel op oorlogspad
  • Saksen
  • moslims in Spanje
  • Avaren (ruitervolk)
  • Longobarden (hielp Paus)
en werd daarom door Paus in 800 tot keizer gekroond

Slide 12 - Tekstslide

Karolingische rijk
  • Het Frankische rijk onder Karel de Grote

  • Wordt tot (West-Romeinse) keizer gekroond door Paus Leo III

  • Is een christelijke vorst en laat al zijn onderdanen ook christelijk worden (ook veroverde onderdanen)

  • Grote delen onbewoond en dorpen lagen ver uit elkaar > moeilijk te besturen.

  • Karel D.G reist zelf rond in zijn rijk om te besturen en stuurt zendgraven om alles te controleren.

Slide 13 - Tekstslide

Zendgraven
Zendgraven maakten de wetten van de keizer bekend.
Verder controleerden ze of de graven zich wel hielden aan het belasting betalen en het handhaven van de wetten.

Slide 14 - Tekstslide

Het Karolingische rijk
(Circa 768)
  • Karel de Grote heeft het Frankische rijk van zijn vader overgenomen

  • Het rijk is echter te groot om efficiënt te kunnen besturen 

  • Karel besluit zijn land uit te lenen aan loyale vrienden en benoemt ze tot Vazal/leenman

Slide 15 - Tekstslide

Het Karolingische rijk
(Circa 788)
  • De vier leenmannen zweren allemaal een 'eed van trouw' 
  • RAAD EN DAAD

  • RAAD: De leenmannen besturen het land nu zelf: ze mogen belasting heffen en moesten rechtspreken en zorgen voor veiligheid.
  • DAAD: En als de koning ten oorlog gaat moeten zij ridders sturen om hem te ondersteunen

Slide 16 - Tekstslide

Het Karolingische rijk
(Circa 808)
  • De vier  leenmannen vonden hun land alsnog te groot en verdeelden het ook weer

  • De nieuwe achter-leenmannen moesten een 'eed van trouw' zweren aan de persoon van wie ze het geleend hadden

  • en dus ook legers sturen als de leenman ten oorlog ging
     

Slide 17 - Tekstslide

Leenstelsel/feodaliteit
  • Leenstelsel/feodale stelsel (politiek)

  • Het gebied wordt uitgeleend (niet weggegeven)

  • De persoon die het uitleent = leenheer
  • De persoon die het in leen krijgt = leenman

  • Dus.... 1 is een leenheer van 2 en 2 is een leenman van 1
  • Maar 2 is een leenheer van 3

  • Zo kan één persoon zowel leenheer als leenman zijn

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is nummer 1 van nummer 4
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets

Slide 20 - Quizvraag

Wat is nummer 9 van nummer 10
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets

Slide 21 - Quizvraag

Wat is nummer 13 van nummer 2
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets

Slide 22 - Quizvraag

Wat is nummer 5 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets

Slide 23 - Quizvraag

Wat is nummer 1 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets

Slide 24 - Quizvraag

Als je Karel de Grote vergelijkt met de Romeinse keizers. Welke overeenkomsten en welke verschillen zie je?

Slide 25 - Open vraag

Welke 'rechten' hadden de hertogen op het geleende land?
A
Belasting heffen
B
Rechtspreken
C
Soldaten leveren
D
Hogere positie aan het hof van Karel de Grote

Slide 26 - Quizvraag

En welke plichten hadden de hertogen?
A
Veiligheid garanties
B
Soldaten leveren
C
Rechtspreken
D
Belasting heffen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het probleem van dit systeem?

Slide 28 - Open vraag

Nog meer problemen met het leenstelsel...
  • Wat gebeurt er als de koning dood gaat?

  • Hertogen gaan het land als hun eigen beschouwen en niet meer als een 'leen'

  • Steeds vaker wordt het land op de zoon overgegeven (erfelijk)

  • Hertogen gaan zich zelf belangrijker vinden dan de koning

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 30 - Quizvraag

Hier staat Karel samen met een leenman, Het is een soort stripverhaal. Sleep jij de teksten naar de juiste plek?
Ik ben Karel
Ik ben een vazal
Dit is het leen
Ik zweer trouw

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide


Veranderingen na 
Karel de Grote
  • Koningen werden gekozen door de edelen, waren meer gelijk: minder ontzag voor de koning
  • een koning wist niet zo goed wat er gebeurde in zijn gebied
  • hertogen en graven konden hun eigen gang gaan en zagen het leengebied als hun eigen grond.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Link