3h/v signaalwoorden

Leesvaardigheid- Compréhension écrite 
Signaalwoorden- mots de connexion logique 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid- Compréhension écrite 
Signaalwoorden- mots de connexion logique 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige tips
  1. Zorg dat je de vraag goed begrijpt.
  2. Lees alinea per alinea (niet de hele tekst)
  3. Begrijp je niet een woord in de tekst:
  •       lijkt het op een andere taal?
  •       lees de zin even door/ de vorige zin en de zin erna voor                aanwijzingen.
  •       kijk voor synoniem of uitleg (dubbelpunt= uitleg)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige tips
  1. Markeer altijd de signaalwoorden (aanwijzingen voor de structuur van de tekst).
  2. Is er een vraag over hoofdgedachten (kern) laat de voorbeelden weg (namen, percentages, aantal, data).
  3. Weet je een vraag echt niet, kom straks erop terug
  4. laat nooit een vraag onbeantwoord (zonde)
  5. Gezond verstand: 
  • wat is logisch
  • wat is de toon van de alinea (positief ⇒ antwoord negatief, dan is het niet het antwoord en andersom)
6. Gatenvraag: vertaal eerst de woorden naar het NL, daarna probeer ze allemaal in de zin. Past het bij mijn hoofdgedachte of is er toch een detail die er niet bij past? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aujourd'hui
- oefenen met signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 5 signaalwoorden in het Frans

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan een signaalwoord uitdrukken?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Important! Signaalwoorden!
  • Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. 
  • De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden (zie de vorige vraag...). 
  • Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia's.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les connecteurs
  • opsomming : et, aussi,  en/de plus
  • tegenstelling : mais, pourtant, par contre, cependant
  • tijdsvolgorde : quand, puis, ensuite
  • oorzaak/reden : car, parce que, comme, donc
  • voorwaarde : si
  • toelichting : par exemple
  • vergelijking : comme
  • doel : pour que, afin que
  • conclusie :bref, enfin

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traduction/ Vertaling

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

par exemple
A
bijvoorbeeld
B
toch
C
volgens
D
wat betreft

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aussi
A
dus
B
daarentegen
C
tegen
D
ook

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est que...
A
dus
B
daarentegen
C
tegen
D
dat is, omdat

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

parce que
A
dus
B
omdat
C
sinds
D
daarentegen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

donc
A
dus
B
behalve
C
sinds
D
daarentegen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

puis
A
dankzij
B
daarna
C
dus
D
ook

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

car
A
bijvoorbeeld
B
volgens
C
daarentegen
D
want

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

alors
A
dankzij
B
toch
C
dan, toen, dus
D
zelfs

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

depuis
A
sinds
B
tegen
C
volgens
D
dus

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

par contre
A
daarentegen
B
tegen
C
zelfs
D
volgens

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ensuite
A
volgens
B
toch
C
vervolgens
D
sinds

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal het signaalwoord:
'd'abord'
A
aan boord
B
aangeven
C
ten eerste
D
ten beste

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fonction/ functie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

Bref
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

aussi

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

parce que

A
uitbreiding / opsomming
B
reden
C
conclusie
D
doel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft het signaalwoord POURTANT aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

doel
gevolg
tijdsbepaling
opsomming / aaneenschakeling
verklaring / uitleg
voorbeeld / vergelijking
et
pour
plus tard
puis
d'abord
:
grâce à
ensuite
comme
aujourd'hui

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 Welk verband?
''Je n'aime pas du tout les filles, car elles parlent
trop''
A
reden
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 Welk verband?
''Mets d'abord les oeufs dans un bol, puis bats-les avec un fouet.''
A
reden
B
conclusie
C
opsomming

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 Welk verband?
''Les Français parlent très vite, il est donc difficile de les comprendre.''
A
reden
B
conclusie
C
tegenstelling

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 38 - Quizvraag

Vraag na elk antwoord waarom dat signaalwoord past.

Welk verband zie je tussen de zinnen?
Welk verband drukt het signaalwoord dus uit?
Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: lorsque?
A
daarna
B
wanneer
C
toen
D
maar

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat drukt 'donc' uit?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
doel
D
oorzaak/reden

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat drukt 'entre autres' uit?
A
vergelijking
B
toelichting
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies