hst 7 paragraaf 2 "temperatuur en het deeltjesmodel"

hst 7 paragraaf 2 "temperatuur en het deeltjesmodel"
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

hst 7 paragraaf 2 "temperatuur en het deeltjesmodel"

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
Herhaling vorige les
filmpje

Slide 3 - Tekstslide

Even terug kijken 7.1
in het deeltjes model wordt uitgelegd welke eigenschappen deze moleculen hebben. Zo wordt duidelijker hoe stoffen in elkaar zitten. Een stof kan voorkomen in drie fasen: vast, vloeibaar en gas. In welke fase een stof zich bevindt hangt af van de temperatuur.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Natuurkunde of scheikunde?
Scheikunde gaat over onomkeerbare veranderingen (bijvoorbeeld een chemische reactie)

Natuurkunde gaat over omkeerbare veranderingen (bijvoorbeeld fase overgangen)

Slide 7 - Tekstslide

Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

De moleculen van 1 stof zijn allemaal gelijk aan elkaar
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Iedere stof heeft zijn .................
moleculen.
A
eigen vorm
B
eigen soort
C
eigen grootte
D
eigen organisatie

Slide 10 - Quizvraag

Welke eigenschappen hebben de moleculen volgens het deeltjesmodel?
– De moleculen van een stof ..............
– De moleculen van een stof ..............
– De moleculen van een stof ..............
vul in wat op de puntjes hoort te staan.

Slide 11 - Open vraag

Verklaar de gebeurtenis uit het filmpje met het deeltjesmodel
A
de moleculen van een stof veranderen niet
B
de moleculen van een stof bewegen
C
de moleculen van een stof trekken elkaar aan

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke fase bewegen de deeltjes het snelst?
A
Vast
B
Vloeistof
C
Gas
D
Ze bewegen altijd even snel

Slide 13 - Quizvraag

hst 7.2

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Gasdruk
Om ongeluk te voorkomen tijdens het oppompen van een autoband moet je goed op de drukmeter blijven kijken.
In een gas bewegen de moleculen met grote snelheid alle kanten op. Als je een gas opsluit in een afgesloten ruimte (bv. band), bewegen de moleculen kriskras de hele ruimte door.
Voortdurend botsen er enorme aantallen moleculen tegen de wanden van de ruimte.

Slide 16 - Tekstslide

Al die botsingen bij elkaar zorgen samen voor een constante druk op de wanden.   
Die druk noem je gasdruk.   
Bij een autoband drukt het gas tegen de binnenkant van de band en zorgt zo voor voldoende stevigheid.  
Hoe meer gasmoleculen je in een ruimte perst, hoe hoger de druk wordt.

Slide 17 - Tekstslide

Gasdruk 
Afgesloten ruimte

Moleculen botsen tegen de wand en tegen elkaar aan

Gasdruk groter maken

Slide 18 - Tekstslide

Gasdruk en temperatuur
Als de temperatuur van een gas stijgt, gaan de moleculen steeds sneller bewegen. De moleculen botsen daardoor vaker en met grotere snelheid tegen de wanden.
Verband tussen temperatuur en gasdruk

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Het absolute nulpunt.
Met  het deeletjesmodel kun je uitleggen hoe de beweging van de moleculen verandert als de temperatuur steeds lager wordt. Hoe lager de temperatuur, hoe lager de (gemiddelde) snelheid van de moleculen. Als je ver genoeg afkoelt, bewegen de moleculen helemaal niet meer. De temperatuur waarbij de moleculen niet meer bewegen, noem je het absolute nulpunt. Bij een temperatuur van -273 °C  is de laagst mogelijke temperatuur bereikt.

Slide 22 - Tekstslide

De druk die de gas uitoefent, ontstaat doordat moleculen tegen een wand botsen. Als de tempratuur afneemt, gaan de moleculen langzaamer bewegen. Daardoor botsen ze minder hard tegen de wand. De druk neemt dus af als de temperatuur afneemt. Bij -273 °C is de gas druk dan ook 0 KPa

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Kelvinschaal
- 0 graden Kelvin = -273 graden Celsius
- Bewegen van moleculen

Slide 25 - Tekstslide

De kelvinschaal
        0 k = -273 °C
Voorbeeld:
Het kookpunt van de ethanol is 351 K is. Hoeveel graden °C is dat?
Het kookpunt van alcohol is: 
351-273=78 °C

Slide 26 - Tekstslide

Als de temperatuur 100 graden Celsius is, wat is dan de temperatuur in graden Kelvin?

Slide 27 - Open vraag

Het kookpunt van kwik is 630 graden Kelvin. Hoeveel graden Celsius is dit?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

In een autoband is een hoge gasdruk.
Wat veroorzaakt die gasdruk in de autoband?
A
De moleculen botsen met enorme aantallen tegen de wand.
B
De moleculen botsen steeds meer tegen elkaar aan.
C
De moleculen liggen zo dicht op elkaar, dat er geen plaats meer is voor nieuwe moleculen.
D
De moleculen stoten elkaar af en duwen daardoor tegen de wand aan.

Slide 30 - Quizvraag

De temperatuur kan niet lager worden dan het absolute nulpunt.
Het absolute nulpunt ligt bij:
A
-89 °C
B
-189 °C
C
-273 °C
D
-373 °C

Slide 31 - Quizvraag

Je hebt de kelvinschaal en de schaal van Celsius om de temperatuur te meten.
De graden in de kelvinschaal zijn:

A
kleiner dan de graden in de schaal van Celsius.
B
even groot als de graden in de schaal van Celsius.
C
groter dan de graden in de schaal van Celsius.

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
lezen en maken 7.2

Slide 33 - Tekstslide