9.1 Ongezond

H9 Gezondheid
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H9 Gezondheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ongezond
Goed geregeld
Je huid
Ziek
Genotsmiddelen
Afvalstoffen kwijtraken
Hoeveelheid glucose in je bloed
Hoe werken je nieren?
Hoe blijf je op temperatuur?
Bouw van je huid
Hoe geneest een wondje?
Hoe wordt je ziek?
Inenten
Ziekteverwekkers herkennen
Gezonde leefstijl
Roken

Slide 2 - Sleepvraag

Bouwsteen 1 Advance Organizer
Leefstijl
Genotsmiddelen
Lichamelijk afhankelijk
Geesetelijk afhankelijk
Nicotine
al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, (school) werk, bewegen en ontspannen.
Mensen gebruiken genotmiddelen om zich beter te voelen, ze krijgen er een lekker gevoel van.
Je lichaam heeft het genotmiddel nodig om te kunnen functioneren
Je hebt het gevoel dat je niet zonder het genotmiddel kunt
Een verslavende stof

Slide 3 - Sleepvraag

Advance organizer Begrippen
Wat is een gezonde leefstijl?
Een gezonde Leefstijl kies jij zelf. Jij kunt er voor zorgen dat je gezonder gaat leven. Dit doe je door gewoonten aan te passen.
Je leefstijl zijn al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, (school) werk, bewegen en ontspannen.

Slide 4 - Tekstslide

Je leefstijl heeft alles te maken met jouw gewoonten. Alles wat je op een dag doet en eet heeft invloed op jouw leefstijl. Een groot deel van je leefstijl kies jijzelf. Als je een gezondere leefstijl wilt kun je gezondere keuzes maken. Zoals minder fast-food eten en meer bewegen. 
Lesonderwerpen. 
Wat is een gezonde leefstijl?
Waarom gebruik je genotmiddelen?
Welke gevolgen heeft alcohol?
Wat zijn de gevolgen van roken?
 


Wat doen drugs met je?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke aanpassing zou jij aan jouw leefstijl kunnen doen om een gezondere leefstijl te krijgen?
Je leefstijl zijn al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, (school) werk, bewegen en ontspannen.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Tot opdracht 4. 
Wat is een gezonde leefstijl?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gebruik je genotmiddelen?
Mensen gebruiken genotmiddelen omdat ze zich daardoor beter voelen. Niet alleen drugs, sigaretten of drank zijn genotmiddelen ook dingen als snoep, frisdrank en koffie zijn genotmiddelen

Slide 8 - Tekstslide

Chocolade, wijn, bier, snoep en sigaretten zijn allemaal voorbeelden van genotmiddelen. Mensen gebruiken ze omdat ze zich vaak beter voelen nadat ze ze gebruikt hebben. Als iemand regelmatig s ochtends koffie drinkt, wil hij graag elke morgen een kop koffie omdat het anders niet goed voelt. Een nadeel van het gebruiken van genotmiddelen is dat je er afhankelijk van kan worden. 
Waarom gebruik je genotmiddelen?
Afhankelijk
Lichamelijk Afhankelijk. 





Je lichaam heeft het genotmiddel nodig om te kunnen functioneren. Als je stopt met gebruiken, krijg je lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, zweten en rillen. Deze klachten heten ontwenningsverschijnselen.
Geestelijk afhankelijk
Je hebt het gevoel dat je niet zonder het genotmiddel kunt. Je denkt dan bijvoorbeeld steeds aan alcohol en je voelt je niet prettig als je geen alcohol kunt drinken. Hierdoor krijg je een slecht humeur en word je vergeetachtig.

Slide 9 - Tekstslide

Het verschilt hoe snel je afhankelijk bent van een genotmiddel. Dit verschilt per middel maar ook per persoon. Je kan op twee verschillende manieren afhankelijk worden van genotmiddelen. Lichamelijk en geestelijk. 
Als je lichamelijk afhankelijk bent van een genotmiddel heeft je lichaam het middel nodig om te kunnen functioneren. Je kunt dan last krijgen van hoofdpijn, zweten en rillen. Klachten waarvan je last krijgt als je genotsmiddelen niet gebruikt noem je ontwenningsverschijnselen. 

Met geestelijke afhankelijkheid heb je het gevoel dat je niet zonder het genotmiddel kunt. Je kunt dan alleen maar aan alcohol denken en voelt je niet prettig. Dit kan invloed hebben op je humeur. 

Hoe sterk de afhankelijkheid van het product is hangt af van het genotmiddel dat je gebruikt. Van sigaretten ben je bijvoorbeeld veel sneller afhankelijk dan van chocolade. 
Als je trillende handen krijgt omdat je een tijd niet hebt gerookt ben je....
A
Geestelijk afhankelijk
B
Lichamelijk afhankelijk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Tot opdracht 7. 
Waarom gebruik je genotmiddelen?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gevolgen heeft alcohol?
Soorten alcohol
Bier, wijn, likeur, cocktails en sterkedrank zijn voorbeelden van dranken met alcohol
Wat gebeurt er met alcohol in je lichaam?
Alcohol wordt opgenomen in het bloed. Zo komt het bij hersnen en andere organen. Je lever breekt de alcohol af. Dit duurt ongeveel anderhalf uur per glas. 
Alcohol en je hersenen
Alcohol heeft ook effect op je hersenen. Door het drinken van alcohol ga je je anders voelen. Je bent dan aangeschoten. Je denkt dan vaak dat je meer kunt, maar dat is niet zo. Je kunt juist minder goed, zien denken ren reageren.  Drink je nog meer dan wordt je dronken, je reacties en zintuigen worden dan nog slechter. De volgende dag kun je last hebben van hoofdpijn, dorst en soms misselijkheid. 
Jongeren en alcohol
Jongeren hebben nog een ander risico als ze alcohol drinken. Hun hersenen zijn overgevoelig voor alcohol. Dit kan zorgen voor slechtere ontwikkeling van de hersenen. Daarnaast is alcohol verslavend en kun je last krijgen van ontwenningsverschijnselen. 

Slide 12 - Tekstslide

Klink op alle vraagtekens en bekijk het plaatje goed. Hierna krijg je een aantal vragen over deze dia
Welk orgaan wordt erg beinvloed door het gebruik van alcohol?
A
Hart
B
Maag
C
Hersenen
D
Ogen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor risico loopt je slokdarm bij het veel gebruiken van alcohol?
A
Misselijkheid
B
Slokdarmkanker
C
Irritatie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van alcohol de volgende dag?
A
Hoofdpijn, dorst misselijkheid
B
Hoofdpijn, honger, misselijkheid.
C
Hoofdpijn, dorst en koorts.
D
Hoofdpijn, honger en koorts.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Maken tot opdracht 11/12
Welke gevolgen heeft alcohol?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van roken?
 


3 gevaarlijke stoffen in sigaretten.
Nicotine. 
Verslavende stof. 
Zorgt ervoor dat je steeds meer wilt. Zorgt voor lichamelijke afhankelijkheid. 
Koolstof-monoxide
Gas dat vrijkomt bij roken. Zorgt ervoor dat er minder zuurstof in je bloed kan komen. Zo wordt je sneller moe. 
Teer
  1. Plakt aan trilhaartjes in je luchtpijp hierdoor krijg je rokershoest. 
  2. Laat longblaasjes knappen en hierdoor neem je minder zuurstof op. 
  3. Grotere kans op longkanker. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof in sigaretten heeft dit effect op je longen
A
Nicotine
B
Koolstofmonooxide
C
Teer

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof zorgt er voor dat je verslaafd wordt?
A
Nicotine
B
Koolstofmonoxide
C
Teer

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof neemt de plek in van zuurstof in je bloed?
A
Nicotine
B
Koolstofmonooxide
C
Teer

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Tot en met opdracht 15/17
Wat zijn de gevolgen van roken?
 

 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen drugs met je?
Verdovende middelen
Stimulerende middelen
Bewustzijns
veranderende middelen
Hersenen trager
Hersenen sneller
Hersenen werken anders
Verminderd pijn, angst en spanning. 
Actiever
Werkelijkheid wordt anders. 
alcohol, heroïne, slaapmiddelen, lachgas, hasj en wiet.
 Nicotine, cafeïne, cocaïne, speed en xtc zijn voorbeelden van stimulerende drugs.
Paddo’s, lsd, lachgas, hasj en wiet 
Verschillende effecten van drugs

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afmaken
Maak nu de paragraaf af. 
Wat doen drugs met je?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies