Nieuwsbegrip

• Alfabetisering NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Nieuwsbegrip

Lees de tekst

In de grafiek staat informatie over kinderen van 10 tot en
met 14 jaar met een eigen bedrijf.

1. Waar
2. Niet waar

In de grafiek staat informatie over de jaren 2019 tot en
met 2024.

1. Waar
2. Niet waar

In de grafiek kun je niet zien hoeveel kinderen van 10-14
jaar in totaal een eigen bedrijf hadden tussen 2019-2024.

1. Waar
2. Niet waar

de grafiek gaat alleen over de kinderen die hun bedrijf
hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel

1. Waar
2. Niet waar

Welke leeftijdsgroep heeft het grootste aantal kinderen met een eigen bedrijf?

1. 12
2. 13
3. 14
4. 15

Geldt dit voor alle jaren?

1. Ja, de groep van 14 jaar is het grootst alle jaren
2. Nee, de groep van 14 jaar is niet het grootst

Hoeveel kinderen hadden in totaal (ongeveer) een eigen bedrijf in het jaar 2019?

1. 100
2. 101
3. 112
4. 200

In welke regel van de tekst staat deze informatie ook?

1. 5
2. 6
3. 7
4. 8

Bij welke leeftijdsgroep zijn er maar heel weinig kinderen met een eigen bedrijf bijgekomen?

1. 10
2. 11
3. 12
4. 13

Bij twee leeftijden hadden in het jaar 2022 minder kinderen een eigen bedrijf dan. Welke leeftijden zijn dat?

1. 10
2. 11
3. 13
4. 14

Denk je dat het aantal kinderen met
een eigen bedrijf nog gaat toenemen? Leg je antwoord uit.

In regel 4-5 staat: Daar staan nu meer dan drie keer zoveel tieners ingeschreven als vijf jaar geleden.

1. Een opsomming
2. Een tegenstelling
3. Een vergelijking

In regel 7-8 staat: In 2019 waren er 112 jonge ondernemers met een eigen bedrijf.

Nu staan er 355 kinderen tussen de 10 en 14 jaar ingeschreven bij de Kamer van

Koophandel. 

Welk verband is er tussen deze twee zinnen?

1. Een opsomming
2. Een tegenstelling
3. Een vergelijking

Lees regel 10-11: Meestal gaat het om kleding of andere modeartikelen, zoals

sieraden of make-up. 

Welk verband staat er in deze zin?

1. Een opsomming
2. Een tegenstelling
3. Een voorbeeld

In regel 30 staat het woord Maar. Welke tegenstelling lees je in het stukje tekst?

1. af en toe geld verdienen <-> regelmatig geld verdienen
2. familie en vrienden <-> de Kamer van Koophandel
3. je bedrijf niet inschrijven <–> eieren verkopen in de buurt

In regel 34-35 staat: Daarom zijn er waarschijnlijk nog veel meer kinderen met een eigen bedrijfje. 

Het woord daarom geeft een reden-gevolg aan.

Om welke reden zijn er waarschijnlijk nog veel meer kinderen met een eigen bedrijfje?

Antwoord

In regel 48-53 staat een opsomming. Welk signaalwoorden in dit stukje geven deopsomming aan?

1. dus
2. verder, tot slot
3. verder, namelijk