H8.1 en H8.2 Water

H8.1 en H8.2 Water
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H8.1 en H8.2 Water

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • aangeven in welke vormen water voorkomt
  • de stofeigenschappen van water opnoemen
  • aangeven waar we water voor gebruiken
  • rekenen aan de oplosbaarheid van een stof in water
  • rekenen aan concentratie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Drinkwater
  • Heel veel water op aarde in de zeeën en oceanen.
maar dit is zout water dus niet drinkbaar.
  • 3% van al het water op aarde is zoet maar daar is veel ijs van.
  • maar 1% van al het water is oppervlaktewater (rivier, moeras, meren)
  • hiervan kunnen we drinkwater maken.


Slide 4 - Tekstslide

watermolecuul
H2O
2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom

Slide 5 - Tekstslide

Binding tussen watermoleculen
  • Wat valt je op aan de stippellijntjes?  
  • dit zijn waterstofbruggen                       
  •                                        een H-atoom heeft een sterke aantrekking met een ander O-atoom 
  • hierdoor een hoog smeltpunt  (273 K)
  • en een hoog kookpunt.   (373 K)           

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Een bijzondere stof
  • Bij het smelten en koken van water is dus veel energie nodig.
  • Wat gebeurt er bij het afkoelen van water?
  • De moleculen komen dichter op elkaar te zitten.
  • Dus de dichtheid neemt toe.
  • Heeft ijs een hogere dichtheid dan water?
  • Nee, want de watermoleculen gaan iets verder uit elkaar zitten als het kouder wordt dan 4oC

Slide 8 - Tekstslide

Dichtheid van water
water van 4oC heeft de grootste dichtheid.
ijs heeft dus een kleinere dichtheid, vandaar dat het blijft drijven.           Water is de enigste stof waarbij dit geldt.

Slide 9 - Tekstslide

evaluatie
  1. Wat is een waterstofbrug?
  2. een sterke aantrekking tussen verschillende watermoleculen.
  3. Hoe komt het dat ijs drijft op water?
  4. omdat ijs een kleinere dichtheid heeft dan water. 

Slide 10 - Tekstslide

Water gebruiken
  • Waar gebruik je drinkwater voor?
  • drinken
  • koken
  • douchen/bad
  • wassen van kleding
  • toilet
  • schoonmaken   etc......

Slide 11 - Tekstslide

Water besparen is belangrijk
  • Hoe doe je dat?
  • spaardouche
  • kleine spoeling toilet
  • slimme wasmachines
  • niet in bad gaan/korter douchen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe besparen bedrijven water?
  • hergebruiken van water
  • geen drinkwater gebruiken maar zelf regenwater of oppervlaktewater filtreren
  • waterbesparende machines gebruiken 

Slide 13 - Tekstslide

  • Water gebruiken als.....

  • koelmiddel
  • oplosmiddel 
  • spoelmiddel
  • transportmiddel 



  • machines af te koelen
  • mens en dier afkoelen bij hoge temperaturen
  • Bij wassen lost het wasmiddel op
  • zeep en vuil wegspoelen
  • vuil wegspoelen = water als transportmiddel

Slide 14 - Tekstslide

Oplosbaarheid
maximaal aantal gram van de oplosbare stof die in 1 liter water kan oplossen.

elke stof heeft een eigen oplosbaarheid.

Slide 15 - Tekstslide

oplosbaarheid van een aantal stoffen in water bij 200C

Slide 16 - Tekstslide

Verzadigde oplossing
dan kan er geen stof meer oplossen. 
de maximale oplosbaarheid is bereikt.

als je het oplosmiddel verwarmt gaat de oplosbaarheid van de vaste stof omhoog.

Slide 17 - Tekstslide

rekenen met oplosbaarheid
  • Je wilt een halve liter verzadigde oplossing van keukenzout maken. Hoeveel gram keukenzout moet je oplossen?
  • oplosbaarheid is 358,5 g/L 
  • 358,5 x 0,5 L = 179,25 g keukenzout

Slide 18 - Tekstslide

Concentratie

De hoeveelheid opgeloste stof (gram) in een bepaalde hoeveelheid mengsel (liter).

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld:
We lossen een suikerklontje van 4 gram op in een beker van een liter.

We hebben hier een concentratie van 4 gram per liter. Dat wordt dus: 4 gram/ 1 liter = 4 g/L

Slide 20 - Tekstslide

We mengen 8 gram suiker in 2 liter water: Wat is de concentratie?
(denk aan de eenheid!)

Slide 21 - Open vraag

Opdracht
Lees H8.1 en H8.2
Maak opdrachten: 2, 4, 6, 10, (12 plusopdracht), 16, 17, 19, 21, 28, 30, (34 plusopdracht), 36, 37, 41, 47, 50, 51, 60, 62, 64, 65, 66

Slide 22 - Tekstslide