Les 15 - Persoonsvorm in de verleden tijd

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd
Taalverzorging §27
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm in de verleden tijd
Taalverzorging §27

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt; 
- hoe je voltooide en onvoltooide deelwoorden spelt; 
- hoe je bijzonderheden in de spelling van voltooide deelwoorden kunt uitleggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd
Zoals we in de vorige les geleerd hebben, past de persoonsvorm zich altijd aan aan het onderwerp van de zin. Dit geldt ook voor de persoonsvorm in de verleden tijd, al wordt hierbij alleen maar onderscheid gemaakt tussen enkelvoud en meervoud. 

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd 
Als we uitgaan van klankvaste, regelmatige of zwakke werkwoorden, schrijven we de persoonsvorm als stam+de(n) of stam+te(n).

Of we -de(n) of -te(n) achter de stam zetten, hangt af van de laatste letter van de stam. Is dit een t, x, k, f, s, c, h of p, dan schrijven we in het enkelvoud -te(n) achter de stam; eindigt de stam op een andere letter, dan schrijven we er -de(n) achter.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe gaat dat in zijn werk?
Om te bepalen hoe we de persoonsvorm in de verleden tijd schrijven, kijken we naar het hele werkwoord -en. 
Bijvoorbeeld: 
- bereiken 
- gebeuren 
- verhuizen
- beroven

Slide 5 - Tekstslide

Hoe gaat dat in zijn werk?
Om te bepalen hoe we de persoonsvorm in de verleden tijd schrijven, kijken we naar het hele werkwoord -en. 
Bijvoorbeeld: 
- bereiken 
- gebeuren 
- verhuizen
- beroven

Slide 6 - Tekstslide

En dan?
Als de laatste letter van het hele werkwoord -en één van de onderstreepte letters is, dan komt er in de verleden tijd -te of -ten achter de stam/ik-vorm. In alle andere andere gevallen komt er -de of -den achter de stam/ik-vorm. 

't ex-kofschip

Slide 7 - Tekstslide

Dus?
Om te bepalen hoe we de persoonsvorm in de verleden tijd schrijven, kijken we naar het hele werkwoord -en. 
Bijvoorbeeld: 
- bereiken zit de -k in 't ex-kofschip? JA!  → bereikte/bereikten
- gebeuren zit de -r in 't ex-kofschip? NEE! → gebeurde/gebeurden
- verhuizen zit de -z in 't ex-kofschip? NEE! → verhuisde/verhuisden
- beroven zit de -v in 't ex-kofschip? NEE! → beroofde/beroofden

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer dan die -n?
We hebben gezien dat we in sommige gevallen -de of -te achter de stam/ik-vorm zetten en soms -den of -ten. 

Wanneer zetten we die -n erachter?

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer dan die -n?
We hebben gezien dat we in sommige gevallen -de of -te achter de stam/ik-vorm zetten en soms -den of -ten. 

Wanneer zetten we die -n erachter?

In het enkelvoud gebruiken we -de of -te, in het meervoud -den of -ten. 

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

Meestal hoor je hoe je dit soort werkwoorden spelt.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht6 tot en met 8 op pagina 113. 

Slide 12 - Tekstslide