4mavo-voorbereiden tw1

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons 
Dagstart: 
Examenvragen en signaalwoorden 
Cultuurvragen oefenen 
Vocabulaire leren
Examen oefenen 

Slide 2 - Tekstslide

DAGSTART

Slide 3 - Tekstslide

Overdrijven kan betekenen dat je aandacht wilt.
→ Wanneer herken jij dat bij jezelf of anderen?

Slide 4 - Open vraag

Signaalwoorden oefenen + Examenvragen oefenen

Slide 5 - Tekstslide

à cause de | bref | ensuite | par contre | pourtant | surtout

Slide 6 - Open vraag

Kies het juiste verbindingswoord en noteer de vertaling. 
1 C’est pourquoi / Par exemple / Puisque tu ne veux pas venir, c’est moi qui viendrai te voir.
2 Il pleut, c’est que / d’un côté / donc Eva prend le bus au lieu du vélo.
3 Ce soir nous mangeons plus tard, car / si / voire mon frère a son entraînement de foot.
4 Le chef de ce restaurant a reçu un prix et, en effet / même si / puis, nous avons très bien mangé.
5 On avait l’intention d’aller au ciné mais avant que / finalement / tandis que nous avons regardé un film à la télé.
6 Yves et Zaman étaient dans la même classe, c’est ainsi / notamment / pour qu’ils sont devenus copains.
7 Le réfrigérateur est vide, bref / mais / parce que si nous voulons manger ce soir, il faut aller faire des courses.
8 On aura bientôt les résultats de l’examen, aussi / par contre / à savoir demain.



Slide 7 - Tekstslide

Vertaal de examenvragen in het Nederlands 
Que lit-on dans le premier alinéa ? ___________________________________
Quel est l’objectif de ces phrases ? _________________________________________
Qu’est-ce qui ressort du dernier alinéa ? _________________________________
Quelle question l’auteur se pose-t-il ? ______________________________________
Que veut dire cette expression ? ____________________________________________
Que découvre-t-on au début du texte ? _______________________________________
Que montre le quatrième alinéa ? ______________________________________
Quelle opinion l’auteur exprime-t-il dans le troisième alinéa ? ___________________________________________
Que veut dire l’auteur par cette remarque ? ___________________________________
Comment pourrait-on reformuler cette phrase ? ______________________________

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de functie van het signaalwoord:

ensuite

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van het signaalwoord:

au contraire

A
uitbreiding / opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 10 - Quizvraag

DONC
A
MEER
B
VOORDAT
C
ZONDER
D
DUS

Slide 11 - Quizvraag

MAINTENANT
A
VANDAAG
B
MORGEN
C
MAAR
D
NU

Slide 12 - Quizvraag

SOUVENT
A
ALTIJD
B
VAAK
C
SOMS
D
TOCH

Slide 13 - Quizvraag

TOUJOURS
A
SOMS
B
VAAK
C
ALTIJD
D
NOOIT

Slide 14 - Quizvraag

Qu’est-ce qui est vrai d’après le 3ème alinéa ?

Slide 15 - Open vraag

Qu’est-ce qu’on lit au 2ème alinéa ?

Slide 16 - Open vraag

Qu’est-ce qu’on lit au 2ème alinéa ?

Slide 17 - Open vraag

Qu’est-ce qu’on apprend au 2ème alinéa ?

Slide 18 - Open vraag

C
U
L
T
U
R
E
C
U
L
T
U
R
E

Slide 19 - Tekstslide

Op 14 juli viert Frankrijk een belangrijke nationale feestdag. Hoe heet deze dag in het Frans?
A
La Fête du printemps
B
La Fête nationale
C
La Journée de la République
D
La Journée de la République

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de langste rivier van Frankrijk?
A
a) La Seine
B
b) La Loire
C
c) Le Rhône
D
d) La Garonne

Slide 21 - Quizvraag

Wat bedoelen Fransen met de uitdrukking métro, boulot, dodo?
A
Een typisch Frans gerecht met drie gangen
B
Het drukke leven van reizen, werken en slapen
C
Een traditioneel kinderliedje
D
Een Franse televisieserie

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel mensen ter wereld spreken er ongeveer Frans?
A
200 miljoen
B
300 miljoen
C
400 miljoen
D
500 miljoen

Slide 23 - Quizvraag

Welke stad ligt NIET in Frankrijk?
A
Lille
B
Marseille
C
Straatsburg
D
Milaan

Slide 24 - Quizvraag

Welke drie automerken zijn Frans?
C.... P... R...

Slide 25 - Open vraag

Hoeveel inwoners heeft Frankrijk?
A
89 miljoen
B
67 miljoen
C
16 miljoen
D
70 miljoen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de Marseillaise?

Slide 27 - Open vraag

Voor hoeveel jaar wordt een president gekozen?
A
2 jaar
B
4 jaar
C
5 jaar
D
8 jaar

Slide 28 - Quizvraag

Welke staatsvorm heeft Frankrijk?
A
monarchie
B
republiek

Slide 29 - Quizvraag

Welke belangrijke gebeurtenis vond plaats in 1789?

Slide 30 - Open vraag

In welke andere Europese landen wordt Frans gesproken? noem er minstens 2

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons 
Werken met een woordenboek: oefenen! pak een woordenboek Ne-Fa
Cultuur vragen 
Oefenen met examenteksten 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Vertaal de woorden in het Frans en gebruik ze in de juiste zin
functioneren – het initiatief nemen – inspiratie – slecht (zijn) in – verlegen

1 Qui veut … de l’organisation de la fête ?
2 Pour le thème de la fête, on trouve de l’ … dans les années 90.
3 Mes amis disent qu’ils sont … anglais.
4 Cette entreprise ne peut pas … sans directeur.
5 Kevin n’est pas … ; il aime parler à tout le monde.


timer
5:00

Slide 35 - Tekstslide

Vertaal de woorden in het Frans en gebruik ze in de juiste zin.
beginners – grond – gevaarlijk – proberen – vliegen.

1 Je n’aime pas le bungee. C’est trop … .
2 Pour les …, il y a un parcours plus facile.
3 Cet été, je vais … le canyoning.
4 Si je fais des sauts avec mon VTT, j’ai la sensation de … .
5 Regarde, le drone va tomber par … !



timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide

Vertaal de woorden in het Frans en gebruik ze in de juiste zin. 
droom – gemotiveerd zijn – leren – ontdekken – passie

1 Merle veut … à faire du cheval.
2 Pour finir tes études, il faut … .
3 Je voudrais … les Pyrénées.
4 Mon …, c’est de devenir chuchoteuse de cheval.
5 Carole a une … pour le football.


timer
5:00

Slide 37 - Tekstslide

Vertaal de woorden in het Frans en gebruik ze in de juiste zin
geweldig – de kracht – het ongeluk – de tegenstander – wat een ramp


1 Neuf personnes sont mortes en haute montagne. … !
2 Qui est … de l’équipe française ?
3 Tu as vu … pendant le Tour de France ?
4 J’admire … de la nature.
5 La nouvelle chanson de Gims est … .


timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide

Je praat met een Franse vriendin over je studiekeuze. Beantwoord de vragen van je vriendin.
1 Quelles sont tes qualités ?
Zeg dat je van talen houdt en dat je sociaal bent.
2 Est-ce que tu aimerais suivre une formation pour être prof de français ?
 Zeg dat je geen leraar wilt worden.
3 Qu’est-ce qui est important pour toi ?
 Zeg dat je graag mensen motiveert en dat je hard werkt.
4 Qu’est-ce que tu veux faire dans le futur ?
 Zeg dat je dan in Frankrijk zult wonen.
5 Je te conseille d’améliorer ton français et de chercher un petit job touristique pour les vacances, en France.
 Bedank je vriendin. Zeg dat je later geld wilt verdienen met je talenten.






timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

C
U
L
T
U
R
E
C
U
L
T
U
R
E

Slide 40 - Tekstslide

Welke eilanden horen bij les Antilles françaises?
A
Guadeloupe en Haïti
B
Guadeloupe en Martinique
C
La Réunion en Madagascar
D
geen

Slide 41 - Quizvraag

Welke twee talen kun je in Haiti spreken?

Slide 42 - Open vraag

Wat is het volkslied in La Guyane? Leg je antwoord uit.

Slide 43 - Open vraag

Waarom heet de streek rond Parijs Ȋle-de-France?
A
De streek is het middelpunt van Frankrijk.
B
De streek ligt op een eiland.
C
C
D
De streek wordt omringd door vier rivieren

Slide 44 - Quizvraag

Noem twee bekende gebouwen in Parijs. Geef de Franse naam.

Slide 45 - Open vraag

Vanuit welke Franse stad kun je door le Tunnel sous la Manche naar Engeland reizen?

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Tekstslide

eindexamensite.nl

code van jouw groep: QLEKA 
 of 
link naar jouw groep : 
https://eindexamensite.nl/join-group-with-code?group_code=QLEKA

https://eindexamensite.nl/subject/8/start/exam/108429

Slide 48 - Tekstslide

Link naar de site : https://eindexamensite.nl/join-group-with-code?group_code=CQVXC

link naar examen https://eindexamensite.nl/subject/8/start/exam/107270

Slide 49 - Tekstslide