oefen toets hoofdstuk 5

oefen toets hoofdstuk 5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefen toets hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Van welk rijk werd Karel de Grote keizer?
A
Romeinse rijk
B
Frankische rijk
C
Rijk van Cordoba
D
Rijk der Nederlanden

Slide 2 - Quizvraag

Waarom kon Karel de Grote niet in zijn eentje het Frankische Rijk besturen?

Slide 3 - Open vraag

Wat gebeurt er op deze afbeelding?

Slide 4 - Open vraag

Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman

Slide 5 - Quizvraag

Waarom bestond het feodalisme?
A
Het besturen van een groot rijk ging moeilijk door slechte wegen en slechte communicatie.
B
Leenmannen wilden toch al macht hebben, dus was het feodalisme een mooie oplossing.
C
Karel de Grote was niet goed genoeg om een groot rijk in zijn eentje te besturen
D
Karel de Grote gunde anderen ook een stukje macht.

Slide 6 - Quizvraag

Wat moet een leenman doen voor de leenheer?

Slide 7 - Open vraag

Stelling: het feodalisme is zowel voor de leenheer als voor de leenman erg gunstig. Leg dit uit.

Slide 8 - Open vraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer en hem helpen bij het bestuur en in de oorlog.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 9 - Quizvraag

Leenstelsel is hetzelfde als hofstelsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Maak de juiste combinatie
Geestelijke
Monnik
Paus
Priester
Iemand met een functie in de kerk
Iemand in dienst van de kerk
Geestelijke die leeft in een klooster
Hoogste geestelijke leider van de kerk

Slide 11 - Sleepvraag

Wat waren heidenen?
A
Nieuwe christenen in Nederland
B
Mensen met een natuurgodsdienst
C
Mensen met een polytheïstische godsdienst
D
leider van een groep geestelijken

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt beschrijven hoe heel Europa (Nederland) christelijk werd?

Slide 13 - Open vraag

1ste stand
2de stand
3de stand
Werken op het land.
Bidden voor de veiligheid
Vechten voor bescherming van de boeren en burgers..

Slide 14 - Sleepvraag

Feodalisme / leenstelsel
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek 
Leenheer
Trouw / macht

Slide 15 - Sleepvraag



Een bewering: "Horigen waren halfvrij". Welke uitspraak hoort hierbij?
A
dat horigen alleen maar mochten werken in opdracht van hun heer of klooster
B
dat horigen wel mochten werken, maar niet het domein verlaten
C
dat horigen wel mochten werken, maar niet mochten besturen
D
Geen van de genoemde uitspraken past erbij

Slide 16 - Quizvraag

Wat was geen voordeel van het hofstelsel voor de heer
A
Heren moesten horigen beschermen
B
Horigen deden klusjes voor de heer
C
Horigen werkten op de akkers van de heer
D
Horigen stonden voedsel af aan de heer

Slide 17 - Quizvraag

A Boeren waren halfvrij.
B Heren kregen de leiding over land in ruil voor hun hulp aan de vorst.
C Heren lieten boeren werk verrichten.
D Heren lieten ridders vechten.
E Het systeem zorgde voor orde en rust in het land.
F Het was een economisch systeem.
G Het was een politiek systeem.
H Veel heren hadden meer domeinen.
Welke zinnen gaan over het hofstelsel?
A
A, C, F, H
B
A, B, F, H
C
A, C, E, H
D
A, D, F, H

Slide 18 - Quizvraag

Alles wat de domein nodig had werd daar ook gemaakt. Hoe heet dit?
A
Zelf voorzienend
B
Autarkie
C
Herendiensten
D
Een domein

Slide 19 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet bij een domein?
A
Herendiensten
B
Heer
C
Horigen
D
Handel

Slide 20 - Quizvraag