Quiz Goederenstroom hoofdstuk 1-3

Wat is een voorbeeld van derving?
A
Beschadigde goederen worden niet aangenomen
B
Na de inventarisatie blijken er goederen te ontbreken
C
Te weinig geleverde goederen worden geregistreerd
D
De back-orderlijst klopt niet
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is een voorbeeld van derving?
A
Beschadigde goederen worden niet aangenomen
B
Na de inventarisatie blijken er goederen te ontbreken
C
Te weinig geleverde goederen worden geregistreerd
D
De back-orderlijst klopt niet

Slide 1 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van het interne transport binnen een bedrijf?
A
Goederen uitpakken
B
Goederen opslaan in het magazijn
C
Het verkopen van goederen richting de klant
D
Het vervoeren van goederen van fabrikant naar leverancier

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een raamovereenkomst?
A
Hierin staat een verkoopplan
B
Hierin staan afspraken met leveranciers over inkoopprijs en levertijden
C
Hierin staat een reclameplan
D
Dit is een back-orderlijst

Slide 3 - Quizvraag

Waar is de achterdeurprocedure voor?

Slide 4 - Open vraag

Noem 3 aspecten ter voorbereiding van goederenontvangst

Slide 5 - Open vraag

Een integrale controle bestaat uit:
A
Kwalitatieve controle
B
Steekproefcontrole
C
Kwantitatieve controle
D
Kwantitatieve en kwalitatieve controle

Slide 6 - Quizvraag

Op een pakbon staan:
A
inkoopprijs en artikelnummers
B
Aantal en inkoopprijs
C
Artikelnummers en aantal
D
Omschrijving en inkoopprijs

Slide 7 - Quizvraag

Voordat de administratie een factuur betaald wil men de volgende documenten van de logistieke afdeling ontvangen :
A
MBTV-lijst en vrachtbrief
B
Back-order lijst en vrachtbrief
C
MBTV-lijst en pakbon
D
Vrachtbrief backorder-lijst

Slide 8 - Quizvraag

Noem 3 voorbeelden waarom je goederen retour stuurt naar de leverancier?

Slide 9 - Open vraag

Wat is fulfilment?
A
Na het online bestellen door een klant , worden alle activiteiten door het bedrijf zelf uitgevoerd .
B
Na het online bestellen door een klant , worden alle activiteiten door een extern bedrijf uitgevoerd.
C
Na het online bestellen door een klant , worden de activiteiten gedeeltelijk door andere bedrijven uitgevoerd .
D
Geen idee

Slide 10 - Quizvraag

Noem 2opslagmethoden die er zijn bij de opslag van goederen

Slide 11 - Open vraag

Noem 2 punten waarmee ik rekening houd met de opslag van goederen?

Slide 12 - Open vraag

Seizoenartikelen plaats je:
A
het gehele jaar vooraan in het magazijn
B
het gehele jaar achteraan in het magazijn
C
Afhankelijk welk seizoen voor of achter in het magazijn
D
Geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer moet er in een zorginstelling een melding worden gedaan bij de NVWA?
A
Als twee of meer personen maag-darm gerelateerde klachten hebben
B
Als vermoed wordt dan een product uit de winkel de oorzaak is geweest van een infectie-uitbraak
C
Bij een infectie hoeft geen melding gedaan te worden bij de NVWA
D
Als een medewerker of een bewoner klachten heeft van een voedselinfectie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een kooiaap?
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Aandachtspunten bij goederenopslag zijn:
A
Omzet, winst
B
Aantal, omzetsnelheid
C
Eigenschappen , winst
D
Grootte, personeel

Slide 16 - Quizvraag

Welk transportmiddel zie je hier?
A
Steekwagen
B
Pompwagen
C
Plateauwagen
D
Vorkheftruck

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een dolly:
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Technische voorraad
A
De aanwezige voorraad volgens de administratie
B
De voorraad waarover je risico loopt
C
De werkelijke voorraad
D
De voorraad die minimaal aanwezig moet zijn om nee-verkoop te voorkomen

Slide 19 - Quizvraag


Een onderneming heeft op 10-1-2022 van de Samsung X 40 een voorraad van 500 stuks.


Een ondernemer heeft van product A 500 stuks op voorraad. Deze zijn ingekocht voor 100,- per stuk.
Er worden op 12-1-2022 er 200 stuks extra ingekocht voor 90,- per stuks.
Er worden er op 14-1-2022 nog eens 300 stuks ingekocht voor 80,- per stuk
Op 15-1-2022 worden er 600 verkocht.
Wat is de voorraad waarde na de verkoop op 15-1 volgens de FiFo-methode?




-
- FIFO: €5,40 per stuk
-
A
30000,-
B
32000,-
C
33000,-
D
42000,-

Slide 20 - Quizvraag

Van een bepaald product zijn er:
- 7 op voorraad
- 20 besteld maar nog niet ontvangen
- 5 verkocht maar nog niet afgeleverd

Hoeveel bedraagt de economische voorraad van dit product?
A
27
B
22
C
7
D
2

Slide 21 - Quizvraag

Een ondernemer heeft van product A 500 stuks op voorraad. Deze zijn ingekocht voor 100,- per stuk.
Er worden op 12-1-2022 er 200 stuks extra ingekocht voor 90,- per stuks.
Er worden er op 14-1-2022 nog eens 300 stuks ingekocht voor 80,- per stuk
Op 15-1-2022 worden er 600 verkocht.
Wat is de voorraad waarde na de verkoop op 15-1 volgens de LiFo-methode?
A
30000,-
B
35000,-
C
40000,-
D
42000,-

Slide 22 - Quizvraag

01 januari € 60.000
01 april € 50.000
01 juli € 55.000
01 oktober € 65.000
31 december € 80.000
De inkoopwaarde van de omzet (IWO) bedraagt € 360.000.
Bereken de gemiddelde voorraad.
A
€ 70.000,-
B
€ 65.000,-
C
€ 60.000,-
D
€ 45.000,-

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de IWO (inkoop waarde van de omzet)?
A
Het totaal aantal verkochte producten.
B
De verkoopprijs van de verkochte producten.
C
De inkoopprijs van de verkochte producten.
D
De inkoopprijs van de bedrijfskosten.

Slide 24 - Quizvraag

Het brutowinstpercentage bedraagt 35% van de omzet. De omzet in 2019 is €2.500.250,-. Hoeveel is de IWO in 2019?
A
€1.625.162,50
B
€1.825.165,50
C
€1.325.142,50
D
€1.125.362,50

Slide 25 - Quizvraag

Bereken de brutowinst in een percentage van de omzet.
Omzet € 200.000,-
IWO € 150.000,-

Afronden op hele percentages.
A
33%
B
133%
C
25%
D
75%

Slide 26 - Quizvraag

Een manager heeft de volgende gegevens verzameld:
Voorraadtellingen: 1 januari € 1.450.000,-; 1 juli € 1.395.250,-;
31 december € 1.495.500,-.
De waarde van de inkopen in het jaar € 3.250.900,-
Bereken de IWO voor het hele jaar.
A
€6.245.700,00
B
€6.196.400,00
C
€3.205.400,00
D
€3.296.400,00

Slide 27 - Quizvraag

Economische voorraad betekend
A
Voorraad wat aanwezig is in de winkel
B
Voorraad waar je prijsrisico over loopt
C
Voorraad wat al besteld is maar nog niet ontvangen
D
Voorraad waar je geen prijsrisico over loopt

Slide 28 - Quizvraag

Van een groothandel zijn de volgende gegevens bekend:
Aanwezige voorraad: € 800.000
Voorinkopen: € 200.000
Voorverkopen: €100.000
Bereken de economische voorraad
A
€1.000.000
B
€1.100.000
C
€900.000
D
€500.000

Slide 29 - Quizvraag

Niet criminele derving kan ontstaan door?
A
Administratieve fouten
B
Controle fouten
C
Werkfouten
D
A, B en C

Slide 30 - Quizvraag

De administratieve voorraad is 50.000,- .Na de inventarisatie blijkt de technische voorraad 47000,- te zijn. Wat is het derving percentage?
A
6.38%
B
6.25%
C
6%
D
6.5%

Slide 31 - Quizvraag