Chapitre 2 1kader/mavo 1mavo/havo

Bienvenue Mavo 1!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bienvenue Mavo 1!

Slide 1 - Tekstslide

VOCABULAIRE

Slide 2 - Tekstslide

vertaal: vraiment

Slide 3 - Open vraag

vertaal: rigoler

Slide 4 - Open vraag

vertaal: demander

Slide 5 - Open vraag

vertaal: la boulangerie

Slide 6 - Open vraag

vertaal: manger

Slide 7 - Open vraag

vertaal: j'ai besoin de

Slide 8 - Open vraag

vertaal: et

Slide 9 - Open vraag

vertaal: bon, bonne

Slide 10 - Open vraag

vertaal: praten

Slide 11 - Open vraag

vertaal: hoeveel

Slide 12 - Open vraag

vertaal: de bakkerij

Slide 13 - Open vraag

GRAMMAIRE
Het werkwoord op -er 
De ontkenning

Slide 14 - Tekstslide

het er werkwoord
het er werkwoord

Slide 15 - Tekstslide

werkwoorden op - er
Je ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 16 - Quizvraag

werkwoorden op - er
Elles ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Nous (regarder) _____ la télé.

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Je (jouer) _____ au foot.

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen de haakjes op de juiste manier:
Vous (danser) _____ beaucoup?

Slide 20 - Open vraag

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 

In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne/n' ........ pas

Slide 21 - Tekstslide

De Franse ontkenning
Hoe maak je de zin ontkennend?

De ontkenning bestaat in het Frans uit twee delen:
Je zet het eerste deel van de ontkenning (ne) vóór de persoonsvorm
Het tweede deel van de ontkenning (pas) zet je direct achter de persoonsvorm.
Let op! Als de persoonsvorm begint met een klinker of ‘een stomme –h dan verandert ne in n’.
Voorbeeld:
Als je de zin ‘Ik heb een les’ vertaalt naar het Frans krijg je: J’ai un cours. Deze zin willen we nu ontkennend maken.
 Je krijgt dan:
Ik heb geen les – Je n’ai pas de cours.







Slide 22 - Tekstslide


Maak ontkennend:
Adrien a déménagé. 
A
Adrien ne a pas encore déménagé.
B
Adrien n'a pas encore déménagé.
C
Adrien a ne déménagé pas encore.
D
Adrien n'a déménagé pas encore.

Slide 23 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habites pas à Orléans
B
Simon n' habites pas à Orléans
C
Simon ne habite pas à Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 24 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Adrien a de nouveaux amis. 
A
Adrien n'a de nouveaux amis.
B
Adrien n'a pas de nouveaux amis.
C
Adrien a ne de pas nouveaux amis.
D
Adrien a de nouveaux ne amis pas.

Slide 25 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Ils vont à la plage. 
A
Ils n'vont pas à la plage.
B
Ils ne vont pas à la plage.
C
Ils ne pas vont à la plage.

Slide 26 - Quizvraag

GETALLEN 20 T/M 69

Slide 27 - Tekstslide

Getallen 20 t/m 69
20 = vingt
21 = vingt-et-un
22 = vingt - deux
25 = vingt - cinq
30 = trente
31 = trente-et-un
34 = trente - quatre
39 = trente - neuf
40 = quarante
41 = quarante-et-un
43 = quarante - trois
47 = quarante - sept
50 = cinquante
51 = cinquante-et-un
56 = cinquante - six
58 = cinquante - huit
60 = soixante
61 = soixant-et-un
64 = soixante - quatre
69 = soixante - neuf
Youtube filmpje over getallen?
Klik hier en hier

Slide 28 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord avoir

Slide 29 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord être.

Slide 30 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord être of avoir in de présent

Slide 31 - Tekstslide