H5 Destilleren

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Doe je mobiel stil of uit in je tas


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Doe je mobiel stil of uit in je tas


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na de les kan je...
  • uitleggen hoe destilleren werkt.
  • onderdelen benoemen van een destillatieopstelling.
  • het destillatieproces toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen tijdens het filmpje
  • Op welk verschil in stofeigenschap werkt destilleren?
  •  Hoe noem je de verschillende onderdelen uit de opstelling?
  • Hoe noem je de gescheiden producten in de maatkolf en erlenmeyer?
  • Hoe kan je zien dat de stoffen daadwerkelijk gescheiden zijn?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Bespreken
  • Op welk verschil in stofeigenschap werkt destilleren?
  •  Hoe noem je de verschillende onderdelen uit de opstelling?
  • Hoe noem je de gescheiden producten in de maatkolf en erlenmeyer?
  • Hoe kan je zien dat de stoffen daadwerkelijk gescheiden zijn?

Slide 5 - Tekstslide

Deze les: E&M en C&M  H5.2 opgave 16, 17, 18 & 20
N&G en N&T  H5.2 opgave 17, 18, 20 & 21 
  • Vorige les: maken H5.2 opgave 11, 12, 14 & 15
  • Hoe? Zelfstandig, alleen fluisteren met leerling naast je. 
  • Hulp? Lezen lesboek H5.2
  • Tijd? 10 min
  • Resultaat? Quiz wat weet je al
  • Klaar? Leren voor ander vak of scheikunde mindmap maken H5

Slide 6 - Tekstslide

Waardoor werkt bezinken
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je wat bij bezinken naar de bodem zakt?
A
neerslag
B
residu
C
filtraat
D
destilaat

Slide 8 - Quizvraag

Kun je een suspensie scheiden door bezinken?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Kan je een oplossing filtreren?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Bij het filtreren van een suspensie worden:
A
De atomen gescheiden.
B
De moleculen gescheiden.
C
Wordt er niets gescheiden
D
Worden de vloeistoffen gescheiden

Slide 11 - Quizvraag

Wat is filtreren?
Filtreren is een manier om:

A
een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
B
een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
C
twee vaste stoffen van elkaar te scheiden.
D
twee vloeistoffen van elkaar te scheiden.

Slide 12 - Quizvraag

Filtreren is gebaseerd op
A
kookpunt
B
dichtheid
C
massa
D
deeltjes grootte

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van filtreren
A
Thee zetten
B
Koffie maken
C
Pasta afgieten
D
Het tegenhouden van gif in een gasmasker

Slide 14 - Quizvraag

Bij filtreren vang je het
A
residu op in het filter
B
residu op in de reageerbuis
C
filtraat op in het filter
D
het filtraat op in de reageerbuis

Slide 15 - Quizvraag

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 16 - Quizvraag

Magnesium reageert met zuurstof in de massaverhouding ( 1 g : 0,7 g) om magnesiumoxide te vormen. In het begin is er 25 gram magnesium. Na de reactie is er 35 gram magnesiumoxide gevormd. Wat is het rendement?
A
71,4 %
B
82,4 %
C
42.5 %
D
121,4 %

Slide 17 - Quizvraag

In een suspensie zit 20 gram vaste stof. Na filtreren zit er maar 15 gram vaste stof. Bereken het rendement van deze scheiding.
A
133%
B
25%
C
75%
D
33,33%

Slide 18 - Quizvraag

Indampen gebeurt door verschil in ...
A
kookpunt
B
oplosbaarheid
C
dichtheid
D
smeltpunt

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je dat wat achterblijft in het indampschaaltje na het indampen?
A
neerslag
B
residu
C
filtraat
D
destilaat

Slide 20 - Quizvraag

Indampen is een scheidingsmethode.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je hetgeen dat achter blijft in het indampschaaltje na het indampen?
A
neerslag
B
residu
C
filtraat
D
destilaat

Slide 22 - Quizvraag

Indampen van suikerwater
A
Ontleden
B
Scheiden
C
Geen van beide

Slide 23 - Quizvraag

Destilleren heeft veel overeenkomsten met indampen, maar er is ook een belangrijk verschil.
Wat is het verschil tussen destilleren en indampen?
A
Bij destilleren vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
B
Bij indampen vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
C
Destilleren gebeurt bij een hogere temperatuur.
D
Bij indampen kookt de vloeistof bij een lagere temperatuur.

Slide 24 - Quizvraag