strafrecht, oefenopgaven, p2 les 5

strafrecht, p2, les 5
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

strafrecht, p2, les 5

Slide 1 - Tekstslide

1. Pieter wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar.
Wanneer zal Pieter in principe voorwaardelijk in vrijheid gesteld worden? Motiveer jouw antwoord

Slide 2 - Open vraag

2. Max heeft een bekeuring gekregen wegens te hard rijden met zijn auto. Max is het niet met deze
bekeuring eens. Welke drie rechtsmiddelen kan Max achtereenvolgens inzetten als hij het niet met deze bekeuring eens is?

Slide 3 - Open vraag

3. Jeroen is aangehouden. De officier van justitie bepaalt om 20.00 uur dat Jeroen opgehouden zal worden voor onderzoek.
Tot hoe laat mag Jeroen maximaal voor onderzoek worden opgehouden? Motiveer jouw antwoord.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het? 
vrijheidsbenemend dwangmiddel
Wat is het?
ophouden voor onderzoek
Dwangmiddel om de verdachte vast te houden op het politiebureau in verband met het onderzoek.
in verzekering stellen
Dwangmiddel waardoor de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, na het ophouden voor onderzoek, nog door de (hulp)officier van justitie kan worden vastgehouden ten behoeve van het onderzoek.
bewaring (voorlopige hechtenis)
Als de officier van justitie het noodzakelijk vindt dat de verdachte langer wordt vastgehouden, dan vordert hij inbewaringstelling van de rechter-commissaris.
gevangenhouding (voorlopige hechtenis)
Laatste mogelijkheid om de verdachte vast te houden, hierna moet de rechtszaak beginnen.
gevangenneming (voorlopige hechtenis)
Tijdens de rechtszaak kan de verdachte worden vastgehouden.

Slide 5 - Tekstslide

Zie overzicht boek op p. 146
vrijheidsbenemend dwangmiddel
toegestane tijd
ophouden voor onderzoek
6 uur (of 9 uur)
in verzekering stellen
3 dagen
verlenging in verzekering stellen
3 dagen
bewaring
14 dagen
gevangenhouding
90 dagen, na aanvang rechtszaak tot 60 dagen na einduitspraak
gevangenneming
90 dagen, na aanvang rechtszaak tot 60 dagen na einduitspraak

Slide 6 - Tekstslide

4. Bij Emma wordt 's nachts ingebroken. Emma betrapt de inbreker terwijl deze bezig is om een dure
ketting uit een kastje te halen. De inbreker pakt Emma hardhandig beet, maar Emma weet zich los te rukken en zij slaat de inbreker van zich af. De inbreker raakt daardoor gewond.
Als Emma vervolgd zou worden wegens het verwonden van de inbreker, wat zou de uitspraak van de
rechter in dit geval dan moeten zijn? Motiveer jouw antwoord.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

VRIJSPRAAK OF ONTSLAG VAN RECHTSVERVOLGING (BOEK P. 79)​
Vrijspraak wil zeggen dat niet is bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd. ​

Ontslag van rechtsvervolging betekent dat wel eens bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, maar dat hij niet gestraft wordt omdat hij zelf of zijn daad niet strafbaar is vanwege een strafuitsluitingsgrond.​

Slide 9 - Tekstslide

5. Koos en Pim beramen een overval op een juwelier. Op het laatste moment vragen ze Tom om voor
hen op de uitkijk te gaan staan. Op de afgesproken dag overvallen Koos en Pim de juwelier en Tom staat op de uitkijk.
Koos, Pim en Tom moeten voor de rechter verschijnen. De rechter wil hen veroordelen voor diefstal
met geweldpleging. Op diefstal met geweldpleging staat een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf
jaren. Tot maximaal hoeveel jaar gevangenisstraf zou Tom in dit geval veroordeeld kunnen worden?
Motiveer jouw antwoord.

Slide 10 - Open vraag

medeplichtigheid (boek p. 50)
Bij medeplichtigheid heeft iemand een duidelijk afgebakende en ondergeschikte rol en verleent alleen hulp bij het voorbereiden en plegen van een misdrijf.
Daarvoor kan iemand worden veroordeeld tot 2/3 van de maximum straf die op het strafbare feit staat (art. 49 Sr).

Slide 11 - Tekstslide

Wat was ook al weer het verschil met MEDEPLEGEN? (BOEK P. 57)​
Medeplegen betekent dat daders samen een misdrijf voorbereiden en uitvoeren en de buit ongeveer gelijk verdelen. De precieze taakverdeling doet bij medeplegers niet ter zake. Het gaat erom of ze als gelijkwaardige partners het misdrijf hebben voorbereid en uitgevoerd.​

Slide 12 - Tekstslide

6. Wat kan het Centraal Justitieel Incasso Bureau doen als een verkeersboete niet (tijdig) wordt betaald?
A
Dan kunnen ze de officier van justitie vragen om een gerechtsdeurwaarder in te schakelen om beslag te leggen op geld of goederen van de betrokkene.
B
Dan kunnen ze een aanmaning sturen, waarbij naast de boete 25% extra moet worden betaald.
C
Dan kunnen ze een aanmaning sturen, waarbij naast de boete 50% extra moet worden betaald.
D
Dan wordt het rijbewijs ingenomen voor een periode van vier weken.

Slide 13 - Quizvraag

Juiste volgorde... (p. 153)
- Dan kunnen ze een aanmaning sturen, waarbij naast de boete 25% extra moet worden betaald.
- Dan kunnen ze een aanmaning sturen, waarbij naast de boete 50% extra moet worden betaald.
- Dan kunnen ze de officier van justitie vragen om een gerechtsdeurwaarder in te schakelen om beslag te leggen op geld of goederen van de betrokkene.
- Levert dat niet genoeg op dan wordt het rijbewijs ingenomen voor een periode van vier weken.

Slide 14 - Tekstslide

7. Wat is 'cassatie in het belang der wet'?
A
De advocaat van de verdachte kan dit instellen als er sprake is van strijd met het recht.
B
De officier van justitie kan dit instellen als er sprake is van strijd met het recht.
C
De procureur-generaal bij de Hoge Raad kan dit instellen als de ontwikkeling van recht daarmee gediend is.
D
Deze mogelijk wordt in het Nederlandse recht niet geboden.

Slide 15 - Quizvraag

Cassatie in het belang der wet (zie boek p. 137)
Als in een zaak niet in beroep wordt gegaan en geen cassatie wordt ingesteld kan de procureur-generaal bij de Hoge Raad cassatie in het belang der wet instellen als de ontwikkeling van recht daarmee gediend is.

Slide 16 - Tekstslide

8. Op welke vier formele vragen moet een rechter letten bij de beraadslaging?

Slide 17 - Open vraag

9. Op welke vier materiele vragen moet een rechter letten bij de beraadslaging?

Slide 18 - Open vraag

10. Wat is niet waar over dwangmiddelen?
A
Bijna alle dwangmiddelen staan in de wet.
B
Hoe zwaarder het misdrijf, hoe zwaarder het dwangmiddel mag zijn dat wordt ingezet.
C
Bij ingrijpende dwangmiddelen is het meestal zo dat die alleen mogen worden ingezet als er ernstige bewaren zijn tegen de verdachte.
D
opsporingsambtenaren hebben bij het inzetten van zwaardere dwangmiddelen de toestemming nodig van de officier van justitie.

Slide 19 - Quizvraag

Zie boek hoofdstuk 13
p. 114 en 115

Slide 20 - Tekstslide

11. Welke drie hoofdstraffen kunnen aan minderjarigen worden opgelegd?

Slide 21 - Open vraag

12. Een man ziet in een park twee jongens lopen die hij ervan verdenkt dat ze hem van zijn geld willen beroven. Uit voorzorg loopt hij op hen af en geeft ze ieder een klap. Op welke strafuitsluitingsgrond zou hij zich kunnen beroepen?
A
Noodweerexces
B
Noodweer
C
Overmacht
D
Geen enkele strafuitsluitingsgrond

Slide 22 - Quizvraag

zie boek p. 60-62
- overmacht in de zin van noodtoestand: Twee botsende plichten art. 40 Sr).
- noodweer: zelfverdediging als reactie op een onmiddellijk (dreigende) aanval met het minst zware middel (art. 41.lid 1 Sr).
- noodweerexces: idem als bij noodweer, maar wordt gekozen voor een te zwaar middel, als gevolg de door de aanval teweeggebrachte angst (art. 41, lid2 Sr)

Slide 23 - Tekstslide