ACI constructies vertalen

 KLas 3A: les 33. gebruik van de a.c.i. in het Latijn.
Let goed op de vormen van de werkwoorden en de accusativi.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 KLas 3A: les 33. gebruik van de a.c.i. in het Latijn.
Let goed op de vormen van de werkwoorden en de accusativi.

Slide 1 - Tekstslide

constat Romanos hostes vicisse.
A
Het staat vast voor de Romeinen dat ze de vijanden hebben overwonnen.
B
Het staat vast dat de vijanden overwonnen worden door de Romeinen
C
Het staat vast dat de Romeinse vijanden hebben overwonnen.
D
Het staat vast dat de Romeinen de vijanden hebben overwonnen.

Slide 2 - Quizvraag

consul mihi dixit se Marcum vocavisse.
A
De consul zegt tegen mij dat de consul geroepen is.
B
De consul zei dat ik Marcus had geroepen.
C
De consul zei tegen mij dat Marcus hem had geroepen.
D
De consul zei tegen mij dat hij Marcus had geroepen.

Slide 3 - Quizvraag

dico me patrem vidisse
A
ik zeg dat vader me heeft gezien
B
ik zei dat ik vader heb gezien
C
ik zeg dat ik vader heb gezien
D
ik zei dat ik vader zag

Slide 4 - Quizvraag

consul dixit se Romanos vidisse
A
De consul heeft gezegd dat hij de Romeinen heeft gezien
B
de consul heeft gezegd dat hij de Romeinen had gezien
C
de consul heeft gezegd dat de Romeinen hem zagen
D
de consul heeft gezegd dat de Romeinen door hem waren gezien

Slide 5 - Quizvraag

dicis me patrem vocaturum esse.
A
jij zegt tegen mij dat vader zal roepen.
B
jij zegt dat ik vader zal roepen.
C
jij zegt dat vader mij heeft geroepen.
D
jij zegt dat vader door mij zal zijn geroepen.

Slide 6 - Quizvraag

Caesar dixit milites a se missos esse
A
Caesar heeft gezegd dat hij de soldaten had gestuurd
B
Caesar heeft gezegd dat de soldaten door hem waren gestuurd
C
Caesar heeft gezegd dat hij de soldaten zou sturen
D
Caesar zegt dat de soldaten door hem worden hgestuurd

Slide 7 - Quizvraag

Consul dicit Caesarem miltes missurum esse.
A
de consul zegt dat Caesar de soldaten zal sturen.
B
de consul zegt dat de soldaten door Caesar gestuurd worden.
C
de consul zegt dat de soldaten Caesar zullen sturen.
D
de consul zegt dat door Caesar de so;daten gestuurd zullen zijn.

Slide 8 - Quizvraag

dicunt nos ab eis mitti.
A
ze zeggen dat wij door hen gestuurd worden.
B
ze zeggen dat ze ons aan hen zullen sturen
C
ze zeggen dat wij door hen gestuurd zijn.
D
ze zeggen dat wij hen zullen sturen.

Slide 9 - Quizvraag

Caesar dicit milites a se missos esse.
A
Caesar zegt dat de soldaten door hem gestuurd worden.
B
Caesar zegt dat de soldaten door hem gestuurd zijn.
C
Caesar zegt tegen de soldaten dat ze door hem gestuurd zijn.
D
Caesar zegt dat hij de soldaten zal sturen.

Slide 10 - Quizvraag

dicebant tibi se missos esse in Africam.
A
Ze zeiden dat jij hen zou sturen naar Afrika.
B
Ze zeiden tegen jou dat ze hen naar Afrika zouden sturen.
C
Ze zeiden tegen jou dat ze naar Afrika waren gestuurd .
D
Ze zeiden tegen jou dat zij naar Afrika gestuurd zijn.

Slide 11 - Quizvraag

cives mihi dicebant urbem ab hostibus deletam esse.
A
de burgers zeiden tegen mij dat de stad door de vijanden verwoest was.
B
de burgers zeiden dat ik de stad van de vijanden had verwoest
C
de burgers zeiden tegen mij dat de stad door de vijanden verwoest werd
D
de burgers zeiden tegen mij dat de stad door de vijanden verwoest is.

Slide 12 - Quizvraag