herhaling seneca deel 2

SENECA
HERHALING
deel 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

SENECA
HERHALING
deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de omschrijving van het welvaartsvraagstuk?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het welvaartsvraagstuk...
... hoe een samenleving haar bestaansvoorwaarden veiligstelt, hoe de productiefactoren verdeeld zijn en de reproductie geregeld is.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Reproductie is te vergelijken met socialisatie
2) Productie verwijst naar het gegeven dat mensen zaken als beschutting, voeding, en kennis nodig hebben
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met andere woorden...
Het welvaartsvraagstuk gaat om de vraag hoe een samenleving haar cultuuroverdracht én  de verdeling van  beschutting, voeding, kennis e.d. geregeld heeft.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar m.b.v. het kernconcept 'samenwerken' waarom leraren staken

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerken
het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel; 
een staking met daarbij afspraken over hoe en wanneer, op welke manier en hoelang.... ondersteund door vakbonden

 wordt ingezet om salarisverhoging of betere CAO voorwaarden te eisen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar vanuit het rationele actor paradigma waarom mensen lid worden van een vakbond.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de uitspraak naar het juiste paradigma.
Functionalisme- paradigma
Conflict- paradigma
Sociaal-constructivisme- paradigma
Rationele-actor- paradigma
Het is een probleem dat de hoge economische klasse anderen waarden en belangen heeft dan de lage economische klasse.
Er kunnen conflicten ontstaan op het moment dat premier Rutte zal opstappen en zijn functie tijdelijk niet vervuld wordt omdat de harmonie even uit evenwicht is.
De rijke man komt in conflict met de armere vrouw, omdat de vrouw vindt dat de man zijn geld meer moet besteden aan dingen waar anderen ook van profiteren.
"Ik vind het leerzaam om te horen hoe anderen naar conflicten kijken en hoe ze weer tot samenwerken komen".

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§8.3 Theorie
Paradigma's, conflict en samenwerking
Paradigma's
Rationele actor paradigma 


(conflict/actoren)
Conflict paradigma 



(conflict/structuren)
Sociaal-constructivisme paradigma

(consensus/actoren)
Functionalisme paradigma 


(consensus/ structuren)
Algemene betekenis
Samenleving bestaat uit mensen die hun eigen belangen nastreven (economisch denken).
Samenleving komt voort uit conflicten tussen mensen en groepen.
Samenleving komt voort uit denkbeelden en handelingen van individuele mensen. 
Samenleving is als een lichaam. Elk onderdeel heeft een functie en samen vormen één systeem.
Betekenis voor concepten samenwerking & conflict
Actoren onderhouden bindingen met anderen als ze er voordeel uit hebben.
Afwezigheid van sociale cohesie door ongelijkheid en uitbuiting staat centraal. Sommige groepen passen niet bij de dominante cultuur. 
Sociale cohesie wordt bestudeerd mbv objectieve en subjectieve indicatoren. Actoren hebben meerdere identiteiten.
Sociale cohesie houdt groepen bij elkaar. Groepen zorgen er voor dat de samenleving bijeen blijft.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering gaat over (p 22)
A
systematiseren en ordenen
B
het voorspelbaar en beheersbaar maken van de werkelijkheid
C
het doelgericht inzetten van middelen
D
het zo efficiënt en effectief mogelijk resultaten behalen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van rationalisering 
gg






Het proces van ordenen en systematiseren en van het doelgericht inzetten van middelen om efficiënte en effectieve resultaten te bereiken 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?

1) Geld en kennis zijn een voorbeeld van cognitieve machtsbronnen
2) Lobbyen van grote bedrijven is een vorm van economische machtsbronnen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de ideologieën naar de juiste plek
Extreem-links
Links
Midden
Rechts
Extreem-rechts
Communisme
Anarchisme
Socialisme
Liberalisme
Conservatisme
Confessionalisme
Fascisme
Nazisme

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

'De natuur is wreed, daarom moeten wij dat ook zijn. Ik heb het recht om miljoenen te verwijderen die tot een minderwaardig ras behoren en zich als ongedierte vermenigvuldigen.' 
'Ware gelijkheid tussen man en vrouw kan alleen worden gerealiseerd als we de hele samenleving veranderen.'
'Waar de staat begint eindigt individuele vrijheid. Als er een staat is is er onderdrukking en dat is slavernij. Ik ben pas waarlijk vrij als ieder mens even vrij is. 
'Oorlog is voor een man wat het moederschap is voor een vrouw. Vanuit een filosofisch standpunt durf ik te zeggen dat ik niet geloof in een eeuwige vrede. '
Anarchisme (Bakoenin)
Communisme (Zedong)
Fascisme (Mussolini)
Nazisme (Hitler

Slide 15 - Sleepvraag

TIJDLIJN-SLEEPVRAAG
Dit is een tijdlijn sleepvraag, de tekst is vrij aan te passen. Om een sleepvraag aan een doel te verbinden klik je op de blauwe knop bij de vraag naar keuze. 
Zet de teksten hieronder in de juiste volgorde (p 41)
behoefte aan politieke instituties
gebrek aan samenwerking
staatsvorming
creëren van staten

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

- gebrek aan samenwerking leidde tot onbevredigende uitkomsten (bijv. overstromingen)
- politieke instituties (bijv. heemraadschappen)  waren nodig om samenwerking vorm te geven
- staten hebben geweld- en belastingmonopolie en hebben de macht om collectieve goederen tot stand te brengen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem het verschil én overeenkomst tussen sociale en politieke instituties

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

sociale instituties <-> politieke instituties
SOCIALE INSTITUTIES = complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren
POLITIEKE INSTITUTIES = complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties  rond politieke machtuitoefening en politieke besluitvorming regelen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FUNCTIONALISME
CONFLICT PARADIGMA
SOCIAAL CONSTRUCTIVISME
RATIONELE ACTOR PARADIGMA
actoren gaan en onderhouden bindingen met anderen als zij daar voordeel aan hebben
kijkt ook naar subjectieve gegevens binnen sociale cohesie
de werking van sociale cohesie is dat de samenleving bij elkaar blijft
Juist de afwezigheid van sociale cohesie staat centraal

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) Volgens het fascisme zorgt de verheerlijking van de natie voor cohesie (ipv religie)
2) Volgens fascisten kenmerkt de 'uitverkoren groep' zich door de aangeboren kenmerken van het volk
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FASCISME EN NAZISME

extreem rechts
volk en vaderland is superieur
het volk is één en zorgt op natuurlijke wijze voor binding
VERSCHIL: wie mag er bij de groep/het volk horen
fascisten baseren het antwoord op de cultuur van het volk (nurture) en nazisten leggen nadruk op aangeboren kenmerken van het volk (nature)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P 58/59 Koning Willem I heeft een aantal maatregelen getroffen zoals: invoeren van vaste voertaal, verplicht stellen van vaderlandse geschiedenis op scholen en invoering van nationale feestdagen en de dienstplicht. Zijn doel was.....
A
om een cultuurverandering te bewerkstelligen
B
om vorm te geven aan een collectieve identiteit
C
om individualisering tegen te gaan
D
om de sociale cohesie te versterken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Vaccinatiewedloop: Westerse ambities om snel te vaccineren botsen met de noodzaak van gelijkwaardige verdeling van vaccins.'
Om welk vraagstuk gaat het?

A
Welvaartsvraagstuk
B
Bindingsvraagstuk
C
Vormingsvraagstuk
D
Verhoudingsvraagstuk

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de relatie tussen het kernconcept 'gezag' en de revoluties van de 19e eeuw in Europa?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

18e / 19e eeuw
  • Koningen niet meer gezien als plaatsvervanger van God
  • Volk vond macht van de vorsten niet meer rechtvaardig en niet wettig
  • Gezag = Macht die als legitiem beschouwd wordt
  • Onderdanen accepteren gezag als deze steeds wordt waargemaakt

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de definitie van democratisering =

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Democratisering
Het proces van verandering van de machts- en gezags-verhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degene met minder macht

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het liberalisme zijn

1) Vrijheid van bezit
2) Benadrukken van eigen verantwoordelijkheid
3) Vrijlaten van de markt
A
alleen 1 is juist
B
alleen 3 is juist
C
2 is ONjuist
D
1, 2 én 3 zijn juist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verschillen in sociale ongelijkheid komen op 3 manieren naar voren, namelijk in.....

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

SOCIALE ONGELIJKHEID

ongelijke verdeling van macht 
ongelijke verdeling van bezit
ongelijke verdeling van status
(p. 85)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met daarin de woorden:
sociale ongelijkheid / verzorgingsstaat / institutionalisering

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de verzorgingsstaat is een voorbeeld van het institutionaliseren van de waarde 'solidariteit' waarmee de sociale ongelijkheid afnam.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOCIALISATIE
Functionalisme
Conflict paradigma
Sociaal Constructivisme Paradigma
Rationele actor paradigma
het gaat om de effecten van opvoeding en opleiding op de ongelijke verdeling van maatschappelijke posities
dmv socialisatie drukt de samenleving een stempel op de persoonlijkheid van leden van de samenleving
iemands gedrag komt voort uit iemands intentie
onderzoeken hoe mensen in het proces van socialisatie betekenis geven aan hetgeen ze leren en meemaken

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies