VWO41.4binding

  sociale cohesie als bindmiddel
vrijdag 22 juni toets= nog 1 week--> H1 Binding

uitleg /herhaling--> let op functionalisme paradigma paragraaf 1.2
- werken aan toetsvoorbereiding van  binding 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  sociale cohesie als bindmiddel
vrijdag 22 juni toets= nog 1 week--> H1 Binding

uitleg /herhaling--> let op functionalisme paradigma paragraaf 1.2
- werken aan toetsvoorbereiding van  binding 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdconcept Binding
Het hoofdconcept  Binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

paragraaf 1.5 Politieke cohesie
Politieke cohesie duidt op de binding met de staat waarin men woont en op de binding met de natie waartoe men behoort (o.a. door gedeelde geschiedenis, een gemeenschappelijke taal en een gezamenlijke cultuur en symbolen)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke cohesie
Binding met je staat en de natie waar je bijhoort
Dit duidt ook op de binding met, bijvoorbeeld, de Europese Unie.
 
Als er wordt gesproken over "de kloof tussen de burger en de politiek", dan is er wat mis met de politieke cohesie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

paragraaf 1.4 Sociale cohesie
Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

paragraaf 1.2: 4 paradigma's 
  • Rationele actor paradigma
  • Conflict paradigma
  • Functionalisme paradigma
  • Sociaal constructivistische paradigma

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Rationele actor-paradigma

Slide 8 - Tekstslide

Pagina 185
Rationele actor-paradigma
Het handelen van zowel een individu als van het collectief wordt gezien als gevolg van logische afwegingen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
  1. Handelingsmogelijkheden doelgericht afwegen met een rationele afweging van kosten en/of baten
  2. Rationeel handelen van actoren ordent de samenleving 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
3. Handelen vanuit een afweging tot nutsmaximalisatie door het individu kan nadelige gevolgen hebben voor het collectief

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conflict-paradigma
Groepen voeren in de samenleving een belangenstrijd met elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
  1. Ongelijkheden in de samenleving zijn het gevolg van machtsverschillen
  2. Ongelijkheden leiden uiteindelijk tot tegenstellingen, conflicten of strijd

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
3. Strijd kan resulteren in het verdwijnen van ongelijkheden
4. Na strijd kan gelijkheid ontstaan, maar na verloop van tijd zijn er weer nieuwe vormen van ongelijkheid

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Uit Seneca, p. 188
Conflict paradigma
Verhouding
Sociale ongelijkheid, macht en conflict passen hierbij
Belangentegenstelling is de motor voor veranderingsprocessen
Verandering

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functionalisme-paradigma
Aanhangers van het functionalisme-paradigma zien de samenleving als een organisme, een functioneel systeem dat uit geordende onderdelen bestaat.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale stabilisatoren
Gemeenschappelijke waarden en normen,morele overtuigingen en sociale instituties functioneren als sociale stabilisatoren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
1. Iedere samenleving bestaat uit onderdelen die noodzakelijk zijn voor het algehele functioneren. 
2. Alle onderdelen van een samenleving hebben een functie binnen het systeem.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aannames
3. Als de externe omstandigheden veranderen, dan zal de samenleving een nieuw evenwicht vinden. 
4. Gemeenschappelijke normen en waarden, gemeenschappelijke overtuigingen en sociale instituties functioneren als sociale stabilisatoren.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past diploma-inflatie volgens jou meer bij het conflict paradigma of het functionalisme?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke aanname van het functionalisme paradigma past bij de opvatting van minister Dijkgraaf?
Iedere samenleving bestaat uit onderdelen die noodzakelijk zijn voor het algehele functioneren.
Alle onderdelen van een samenleving hebben een functie binnen het systeem.
Als de externe omstandigheden veranderen, dan zal de samenleving een nieuw evenwicht vinden.
Gemeenschappelijke normen en waarden, overtuigingen en sociale instituties functioneren als sociale stabilisatoren.

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale cohesie
Hoeveel bindingen mensen met anderen hebben en hoe sterk die zijn, het gevoel bij een groep of gemeenschap te horen en hoe zeer mensen voor elkaar verantwoordelijk zijn of van anderen hulp kunnen verwachten. 

voorbeeld: natuurlijk kom je op voor die mede leerling die onterecht te klas wordt uitgezet door een boze docent;  het had ook je vriendengroep of  jou zelf  kunnen overkomen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 factoren die sociale cohesie bevorderen:
-wederzijdse afhankelijkheid: je moet goed samenwerken bij een opdracht om de kans op goed cijfer te vergroten
-dwang: je moet nablijven met een groepje en krijt een idioot hoge straf opgelegd. Met zijn allen kom je in verzet. 
-gedeelde waarden/normen:  samen met je buddies van extinction rebellion zet je in voor een beter milieu. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Individualisering
Het proces waarbij individuen hun zelfstandigheid op verschillende gebieden in de samenleving kunnen vergroten.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerken beschouwd voor zijn eigen persoon. Dat is afgeleid van de perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van identiteit
Wie ben ik?          Bij wie hoor ik?         Wie zijn wij/zij?
Persoonlijk               Sociaal          Collectief (intern/extern)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke aspecten van identiteit botsen?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit
  • Identiteit kan leiden tot spanningen, bijvoorbeeld een loyaliteitsconflict

  • Identiteit kan veranderen door de tijd heen.

Slide 33 - Tekstslide

Pagina 16-17 in het boek
0

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Secularisering
de invloed van de kerk op het openbare leven neemt af.
Religie wordt een privé-zaak

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering
Globalisering is het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering
Globalisering kan zowel leiden tot meer binding (bijvoorbeeld: social media) als tot ontbinding (bijvoorbeeld: internationale criminaliteit). 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 kanten: individualisering

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig aan de slag:
- lees blz 16 t/m 19 
Maak de opgaven 28 t/ 40 op blz 30 t/m 32 
of 
werk aan je presentatie 
timer
30:00

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De onderzoeksvraag:
Beschrijvende vraag Wat zijn de kenmerken? Wie moet dit uitvoeren? Hoe ziet het eruit?
Vergelijkende vraag Wat zijn de verschillen? Wat zijn de overeenkomsten? In welke opzichten zijn ze anders? Op welke punten lijken ze op elkaar?
Definiërende vraag In welk stadium is de ontwikkeling? Hoe kan deze getypeerd worden? Waar is het een voorbeeld van? 
Evaluerende vraag Wat zijn de positieve punten? Wat is de waarde ervan? Hoe goed werkt het? Hoe geschikt is het? Hoe wenselijk is…? Wat zijn voordelen of nadelen?
Verklarende vraag Waar is dit een gevolg van? Hoe komt dat? Wat zijn de oorzaken?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies