TaalCompleet A2 thema 3.2 Omdat en als

TaalCompleet A2 thema 3.2 Omdat en als
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 thema 3.2 Omdat en als

Slide 1 - Tekstslide

grammatica-filmpje kijken 3.2 

Slide 2 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Emma komt Jan maar niet.
B
Emma komt maar Jan niet.
C
Emma maar komt niet Jan.
D
Emma maar komt Jan niet.

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik ben ziek dus ik ga sporten.
B
Ik ben ziek dus ik niet ga sporten.
C
Ik ben ziek dus ik ga niet sporten.
D
Ik ben ziek sporten niet ik ga.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Het is warm de zon schijnt want.
B
Het is zon warm de zon schijnt.
C
Het is warm de zon want schijnt.
D
Het is warm want de zon schijnt.

Slide 5 - Quizvraag

In de volgende dia's:
  • Maak van 2 zinnen 1 zin.
  • Gebruik het woord dat boven de zin staat.
  • Bijvoorbeeld dus
  • Ik ben ziek. Ik ga naar huis.
  • Ik ben ziek dus ik ga naar huis. 
  • Denk aan de hoofdletters en de punten.
  • Daar gaan we!

Slide 6 - Tekstslide

en
Ik heet Anke. Ik ben 24 jaar.

Slide 7 - Open vraag

want
Ik kan niet op je feest komen. Ik moet werken.

Slide 8 - Open vraag

dus
Ik ben moe. Ik ga naar bed.

Slide 9 - Open vraag

of
We gaan met de trein. We gaan met de auto.

Slide 10 - Open vraag

maar
Max heeft de hele dag gewerkt. Hij is nog niet klaar.

Slide 11 - Open vraag

Omdat
  • Met omdat geef je een reden. 
  • Vraagt iemand "waarom?".
  • Dan geef je antwoord met "omdat".
  • Waarom kom je niet? Omdat ik ziek ben.
  • Let op! De werkwoorden komen op de laatste plaats! 
  • Waarom kom je niet? Omdat ik ziek ben.

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Het is warm omdat schijnt de zon.
B
Omdat het is warm de zon schijnt.
C
Het is warm omdat de zon schijnt.
D
Het is omdat warm de zon schijnt.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Omdat ik ga eten heb ik honger.
B
Ik ga eten omdat ik honger heb.
C
Ik heb honger omdat ik ga eten.
D
Ik heb eten omdat ik heb honger.

Slide 14 - Quizvraag

In de volgende dia's:
  • Maak van 2 zinnen 1 zin.
  • Gebruik het woord omdat.
  • Ik ga naar huis. Ik ben ziek.
  • Ik ga naar huis omdat ik ziek ben.
  • Denk aan de hoofdletters en de punten.
  • Daar gaan we!

Slide 15 - Tekstslide

omdat
Ik geef een feestje. Ik ben jarig.

Slide 16 - Open vraag

omdat
Ik doe boodschappen. Ik ga koken.

Slide 17 - Open vraag

Als
  • Met als vertel je wanneer iets gebeurt.
  • Wanneer geef je een feestje? 
  • Als ik jarig ben.
  • Let op! De werkwoorden komen op de laatste plaats! 
  • Als ik jarig ben.

Slide 18 - Tekstslide

In de volgende dia's:
  • Maak van 2 zinnen 1 zin.
  • Gebruik het woord als
  • Ik ga naar de dokter. Ik ben ziek.
  • Ik ga naar de dokter als ik ziek ben.
  • Denk aan de hoofdletters en de punten.
  • Daar gaan we!

Slide 19 - Tekstslide

als
Ik ga naar buiten. Het is droog.

Slide 20 - Open vraag

als
We gaan naar Amsterdam. Het is weekend.

Slide 21 - Open vraag

Maak zelf een zin met
omdat

Slide 22 - Open vraag

Maak zelf een zin met
als

Slide 23 - Open vraag

de les was
A
makkelijk
B
soms makkelijk, soms moeilijk
C
moeilijk

Slide 24 - Quizvraag