TIB Les 39 (Comparatief en Superlatief - expertgroepjes)

Taal in de buurt, woensdag 19 november
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Taal in de buurt, woensdag 19 november

Slide 1 - Tekstslide

Welkom allemaal!
Hoe gaat het? 
Planning
- Lesdoelen
-Terugblik
-Comparatief/Superlatief
-Portfolio/extra opdracht
- Zelfstandig werken






Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

Vandaag gaan we winkelen! We leren praten over kleding, kleuren en maten.
Aan het einde van de les kunnen jullie een gesprek voeren in een kledingwinkel — en we herhalen nog even de modale werkwoorden.
Lesdoelen

Je kan uitleggen wat het comparatief (comparative) en het superlatief (superlative) zijn.
Je kent de belangrijkste regels voor het vormen van de comparatief (-er) en superlatief (-st).
Je kent enkele uitzonderingen en onregelmatige vormen (zoals goed-beter-best).


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik - opdracht
jurk, broek, T-shirt, blauw, korting, paskamer

Maak 1 zin met minimaal 2 van deze woorden (alleen spreken, niet schrijven). Vertel de zin aan je buur.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

laat elk duo één zin hardop zeggen — herhaal en verbeter uitspraak.
Comperatief en Superlatief

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag gaan we werken met de comparatief en de superlatief.
Sommigen van jullie hebben het filmpje hierover thuis bekeken — super!
Jullie worden straks onze ‘experts’. We gaan samen oefenen.
Huiswerk
Wie heeft het filmpje gekeken en opdracht 6 gemaakt?

Slide 6 - Tekstslide

Steek even je hand op als je het filmpje thuis hebt bekeken én de oefening hebt gemaakt.
Mooi! Jullie gaan straks de uitleg geven in jullie groepjes.
Heel kort: de kern
  • comparatief = -er
  • superlatief = -st / het -st
  • onregelmatig: goed → beter → best
  • onregelmatig: graag → liever → liefst

Slide 7 - Tekstslide

Dit is alleen een héél korte geheugensteun.
De echte uitleg is al in het filmpje geweest,
en die komt nu van de ‘experts’ in de groepjes. Dus ik ga het nu niet verder uitleggen.

(→ max. 60–90 seconden)
Maak groepjes van 2–3:

-1 huiswerkmaker (expert)
-1–2 andere cursisten

Slide 8 - Tekstslide

Ik maak nu groepjes.
In elk groepje zit één iemand die het huiswerk WÉL heeft gemaakt.
Deze persoon is de expert en geeft zo meteen de uitleg.
Expert: Leg in 2–3 minuten uit wat je uit het filmpje hebt geleerd.

Gebruik voorbeelden - niet te lang!

Anderen (the others): stel vragen.

Slide 9 - Tekstslide

Experts, jullie beginnen.
Leg in je eigen woorden uit:

hoe maak je de comparatief?

hoe maak je de superlatief?

welke woorden zijn onregelmatig?
Uitzonderingen?
Geef duidelijke voorbeelden. Niet te lang!

Docent loopt rond, ondersteunt.

Huiswerk checken
De experts legt de antwoorden uit aan de andere cursist(en)
De cursisten stellen vragen. 

Houd het boek erbij voor extra ondersteuning:
blz. 270 en 271.
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invuloefening
Vul samen de correcte vorm in (comparatief / superlatief)

1. Deze jas is ___ (duur) dan die jas.
2. De zwarte schoenen zijn het ___ (goedkoop).
3. Ik vind koffie ___ (lekker) dan thee.
4. Dit model is het ___ (nieuw).
5. Vandaag is het ___ (warm) dan gisteren.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Maak deze oefening samen.
Experts: laat anderen eerst nadenken, help pas daarna.

Maak samen 4 zinnen.
Maak samen 4 zinnen, waarvan:

-2 zinnen met een comparatief
-2 zinnen met een superlatief

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk nu samen vier zinnen.
Bijvoorbeeld over kleding, eten, hobby’s, de stad — alles mag.
Experts: let op correcte vormen.


Wat viel op?
Wat ging goed in jullie groepje?
Waar was twijfel over?
Welke fouten kwamen vaker terug?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAUZE! (15 minuten)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf spreken
Werk in groepjes van 3. Doe opdracht 7, blz. 103.
Help elkaar met uitspraak - weet je iets niet zeker? Vraag de docent.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Portfolio
-Kijk of je elkaar kan helpen met je portfolio → See if you can help each other with your portfolio.
-Ga aan de slag met je portfolio→ Get to work on your portfolio.
-Loop je bij met het portfolio? Bedenk waar je deze week Nederlands kunt spreken (bijv. supermarkt, kapper, sportschool) en bereid een paar zinnen voor. Oefen ze met een klasgenoot of met de docent! → Up to date with the portfolio? Think about where you can speak Dutch this week (e.g. supermarket, hairdresser, gym) and prepare a few sentences. Practice them with a classmate or the teacher!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



20:45-21:00 Tijd voor vragen. Geen vragen? Dan kan je naar huis. Vergeet niet te tekenen! - presentielijst ligt op mijn bureau.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL VAN DE LES
Ik leer over het comperatief en het superlatief.

De trappen van vergelijking.
stellende trap - vergrotende trap - overtreffende trap 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

- Wanneer gebruik je het comperatief of het superlatief? 
- Oefenen met het comperatief en het superlatief. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
je schrijft woorden in het comperatief (vergrotende trap) met -er
je schrijft woorden in het superlatief (overtreffende trap) met -st

mooi - mooier - mooist
klein - kleiner - kleinst
hoog - hoger - hoogst
jong - jonger - jongst

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Let op de spelling!

groot - groter - het grootst
lief - liever - het liefst
vies - viezer - het viest

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
bij een vergelijking gebruik je vaak het woordje dan.

Ik ben ouder dan mijn zusje. 
jij bent langer dan jouw vriend. 
Deze auto is duurder dan die auto. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
eindigt het woord op -r? dan gebruik je -der

duur - duurder - het duurst
zuur - zuurder - het zuurst
ver - verder - het verst

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen
onregelmatig zijn:

goed - beter - best
graag - liever - het liefst
veel - meer - het meest
weinig- minder - het minst

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu jullie..

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef antwoord in een zin. 
Wie is ouder dan Mariam?
Wie is langer dan Anton? 
Wie woont verder weg dan Nikita? 
Wie is eerder jarig dan Mariia? 
Wie heeft kleinere voeten dan Mariana?  

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hamilton is goed, maar Verstappen vind ik .......
A
goeder
B
beter
C
goeier
D
better

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik eet graag chocolade,
maar ik eet ....... fruit.
A
grager
B
graager
C
liefer
D
liever

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het ..... eet ik patat!
A
liefst
B
lievst
C
graagst
D
best

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind tennis ........ ....... voetbal.
A
mooier als
B
leuker als
C
leuker dan
D
groter als

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jouw handen zijn ........ die van mij.
A
grooter dan
B
minder dan
C
groter dan
D
groter als

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de oefeningen
Samenwerken mag!
Je overlegt in het Nederlands!
Klaar?? 
- pak je leesboek
- pak je grammatica boek
- Zebra huiswerk

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer.. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies