Studio BonteHond

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstKunstzinnige oriëntatieBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Instructies

Voorbereiding
- Neem de woordenlijst door
- Print de lesinstructie

Benodigde materialen
- Lesinstructie (in de bijlage)
- Pen en papier (door school)

Instructies

Werkbladen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groep 5
60 min.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het lesblok ‘Studio BonteHond’. Vertel de leerlingen dat ze in dit lesblok kennismaken met het maken van een eigen televisieserie en nadenken over het verschil tussen theater en TV. Vertel dat Theatergezelschap BonteHond ook een televisieserie heeft gemaakt. Dat is de inspiratiebron voor dit lesblok.
Nieuw woord:
Televisieserie
Wie kijkt er weleens TV?  

Slide 3 - Tekstslide

Start een klassikaal gesprek over televisie kijken en stel vragen:
  • Waar kijken de leerlingen graag naar?
  • Welke tv-programma’s en tv-series vinden ze leuk?
  • Kunnen ze formuleren waarom?
Nieuw woord: televisieserie. Bespreek dit woord. 

Slide 4 - Video

Leg uit dat een televisieserie altijd op dezelfde manier begint: met een leader die om de zoveel jaar in een nieuw jasje wordt gestoken.

Zet het geluid aan en start de video van de leader van het Klokhuis.

Slide 5 - Video

Start de video van de leader van Studio Sport. 

Vraag: Wie kent deze leader?
Nieuw woord:
Leader
Hoe klinkt de leader van jouw 
favoriete tv-serie? Zing maar! 

Slide 6 - Tekstslide

Vraag de leerlingen naar de leader van hun eigen favoriete tv-serie en zing met de hele klas de vrolijke leaders van die series.

Nieuw woord: leader. Bespreek dit woord. 

Slide 7 - Video

Vertel de leerlingen over Studio BonteHond: een tv-serie van Theatergezelschap BonteHond. Studio BonteHond is opgenomen in Almere: Almere als decor van een tv-serie.

Start de video en kijk samen met de leerlingen naar de aflevering van Studio BonteHond. De scènes zijn in montagevorm gemaakt. Dit betekent dat het steeds losse, korte scènes zijn zonder doorlopend verhaal.

Wat heb 
je gezien? 

Slide 8 - Tekstslide

Bespreek de aflevering na door vragen te stellen:
  • Wat heb je gezien?
  • Waar ging het over?
  • Waar moest je om lachen?
  • Wat vond je zielig, wat juist leuk? 
  • Welke personages heb je gezien? 
Almere als decor 
voor een tv-serie!

Slide 9 - Tekstslide

Vraag: Welke locaties uit Almere herkende je?

Leg uit dat Almere het decor van de Tv-serie is.
In Studio BonteHond krijgen de personages een tweede leven. 

Slide 10 - Tekstslide

Vraag de leerlingen naar de verschillen tussen theater en TV.

Leg uit dat je een tv-serie zo vaak kunt terugkijken als je zelf wilt, maar dat dat bij theater niet kan. Je kunt theater niet terugspoelen en opnieuw beleven.

Vertel dat BonteHond daarom een tv-serie wilde maken, zodat de personages uit de voorstelling een tweede leven kregen en ze ook na de tour van een voorstelling nog te zien zijn.

Parodie
Nieuw woord:

Slide 11 - Tekstslide

Aan de hand van verschillende voorbeelden ga je uitleggen wat een parodie is zodat de leerlingen in de vervolgopdracht zichzelf kunnen gaan parodiëren.

Leg uit wat een parodie is: dat er iets wordt nagedaan dat al bestaat, maar dan grappig bedoelt door herkenbare eigenschappen te overdrijven of uit te vergroten.

Voorbeeld van een parodie: koning Willem Alexander en koningin Maxima. Leg uit dat de uiterlijke kenmerken zijn uitvergroot, maar dat je het koningspaar toch herkend.

Nieuw woord: parodie.

Slide 12 - Video

Start de video.

Stel vragen:
  • Wat wordt hier uitvergroot?
  • Wie worden hier geparodieerd?

Slide 13 - Tekstslide

Kijk met de leerlingen naar de voorbeelden uit Studio BonteHond en bespreek welke kenmerken worden uitvergroot. Leg uit dat dit kan gaan over uiterlijke kenmerken zoals je kapsel, de klank van je stem, de kleren die je aan hebt, de spullen die je bij je hebt of een karaktereigenschap.

Kijk klassikaal naar de voorbeelden uit Studio BonteHond en beantwoord steeds dezelfde vragen. Benadruk dat het gaat om het omschrijven en niet om het geven van een oordeel.
  1. Hoe ziet dit personage eruit?
  2. Hoe klinkt dit personage?
  3. Wat voor spullen heeft dit personage bij zich?
  4. Hoe gedraagt dit personage zich?
  5. Welke karaktereigenschappen zijn uitvergroot of overdreven?
Laat het eerste voorbeeld uit Studio BonteHond zien en bespreek de vragen. Benadruk de klank van de stem (laag en zwaar). Spullen: een Canta en een hondje.

Slide 14 - Tekstslide

Bespreek het tweede voorbeeld uit Studio BonteHond: Joke Kwakman.

Stel vragen:
  1. Hoe ziet dit personage eruit?
  2. Hoe klinkt dit personage?
  3. Wat voor spullen heeft dit personage bij zich?
  4. Hoe gedraagt dit personage zich?
  5. Welke karaktereigenschappen zijn uitvergroot of overdreven?

Slide 15 - Tekstslide

Bespreek het derde voorbeeld uit Studio BonteHond: de hardloper.

Stel vragen:
  1. Hoe ziet dit personage eruit?
  2. Hoe klinkt dit personage?
  3. Wat voor spullen heeft dit personage bij zich?
  4. Hoe gedraagt dit personage zich?
  5. Welke karaktereigenschappen zijn uitvergroot of overdreven?
Nieuw woord:
Zelfspot
Stap 1: 
Schrijf 3 woorden op die jou omschrijven. 
Stap 2: 
Vraag je buurman of buurvrouw 5 woorden op te schrijven die jou omschrijven. 
Stap 3: 
Zijn er woorden dubbel? Omcirkel die! 
Stap 4: 
Wat doe of zeg jij vaak? Schrijf dat op!
Stap 5: 
Hoe kun je bovenstaande woorden groter maken of overdrijven? 

Slide 16 - Tekstslide

Leg de opdracht uit. De leerlingen gaan zich inbeelden dat ze de regisseur zijn van hun eigen televisieserie. Ze bedenken een personage geïnspireerd op een bestaand persoon. Wie kan dat nou beter zijn dan jezelf?

De leerlingen volgen de stappen van de leerkracht en gaan aan de slag met de opdracht. Door de stappen te volgen parodiëren ze zichzelf:
  1. Schrijf 3 woorden op die jou omschrijven.
  2. Vraag je buurman of buurvrouw 5 woorden op te schrijven die jou omschrijven.
  3. Zijn er woorden dubbel? Omcirkel die.
  4. Wat doe of zeg jij vaak? Schrijf op!
  5. Hoe kun je bovenstaande woorden groter maken of overdrijven? Schrijf op!
Bespreek klassikaal de stappen. Maak de link naar de overtreffende trap uit de taalles (groot – groter – grootst) Ze gaan zichzelf parodiëren. Leg uit dat als je om jezelf durft te lachen dit zelfspot heet.

Deel pen en papier uit zodat de leerlingen hun antwoorden kunnen opschrijven. Daarna gaan de leerlingen aan de slag waarbij je als leerkracht langsloopt om de leerlingen op weg te helpen.

Nieuw woord: zelfspot. Bespreek dit woord.

Hoe heb jij jezelf geparodieerd? 

Slide 17 - Tekstslide

Bespreek de opdracht na. De leerlingen hebben een eerste stap gezet in het maken van een personage, geïnspireerd op zichzelf.
De overtreffende trap 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag de leerlingen: Hoe kun je jezelf zo parodiëren dat er een personage ontstaat?
Nieuw woord:
Greenscreen
Neem een kostuum of attribuut mee dat past bij je eigen personage!

Slide 19 - Tekstslide

Blik tenslotte vooruit op de masterclass. Er komt een tv-actrice in de klas die een greenscreen mee neemt. Samen gaan ze een TV -serie maken. Het personage / de parodie die de leerlingen deze les gemaakt hebben vormt de basis voor de masterclass.

Zorg ervoor dat de leerlingen het papiertje met hun aantekeningen voor hun personage goed bewaren. Daarnaast is het leuk als de leerlingen een attribuut/kostuum van huis mee nemen die past bij hun personage.

Nieuw woord: greenscreen. Bespreek dit woord.

Wat kunnen ze verwachten van de masterclass:
- Introductie van de kunstenaar
- Terugkoppeling naar de voorbereidende les
- Uitleg van de kunstenaar wat ze gaan doen
- Aan de slag met de kunstenaar
- Afsluiten masterclass

Wat wordt er van de docent verwacht:
- De docent moet te alle tijden bij de masterclass aanwezig blijven.
- De docent assisteert de kunstenaar waar nodig. De kunstenaar zal dit aan het begin van de les afstemmen met de docent.
- De docent zorgt dat materialen die op school zijn geleverd of die van de school worden gebruikt klaar liggen.
Zelfspot
Televisieserie
Greenscreen
Parodie
Leader

Slide 20 - Tekstslide

Sluit de les af door de leerlingen te vragen wat ze tijdens deze les hebben geleerd en herhaal de nieuwe woorden: parodie, televisieserie, zelfspot, greenscreen en leader.

Vraag of de leerlingen het verschil begrijpen tussen theater en televisie en wat een parodie is.