19 03 2021 directe en indirecte rede

THV 1 L
Welkom
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

THV 1 L
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Programma en leerdoel
Programma:  
- uitleg bij project Angstzweet
- leestekens plaatsen bij gesproken tekst

Leerdoel: Aan het eind van de les ken je het verschil tussen de directe en indirecte rede.



Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
- Verwerkingsopdracht van De Dief

Slide 3 - Tekstslide

Project Angstzweet

Slide 4 - Tekstslide

Zes lessen met schrijfopdracht
  • Naar spannende verhalen luisteren en ze zelf lezen
  • Nachtmerries en eigen spannende ideeën delen
  • Leren wat een verhaal spannend maakt
  • Tot slot: schrijf je eigen spannende verhaal 

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens bij gesproken tekst 
want ook in jouw verhaal zullen personen vast iets zeggen

Slide 6 - Tekstslide

Welke leestekens gebruik je in een zin die iemand zegt?  

Denk hier even over na, 
schrijf je antwoord in de chat 
en druk pas op Enter als ik het zeg

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de verschillen? 
"Wanneer komt het cijfer op Magister?", vroeg Teun. 

Teun vroeg wanneer het cijfer op Magister kwam. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de verschillen? 
"Wanneer komt het cijfer op Magister?", vroeg Teun. Letterlijke woorden en woordvolgorde die iemand gezegd heeft => directe rede

Teun vroeg wanneer het cijfer op Magister kwam.
Dat wat iemand gezegd heeft, wordt omschreven => indirecte rede

 

Slide 9 - Tekstslide

Directe rede
  • Directe rede: je schrijft letterlijk, dus woord voor woord op wat iemand zegt.
  • Dit noem je een citaat.  
  • 'Ik zet de vuile borden wel weg', zei vader.
  • => aanhalingstekens aan het begin en eind van wat iemand zegt.
  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'



Slide 10 - Tekstslide

Directe rede
  • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
  • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

  • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan geen dubbele punt, maar een komma:
  • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 11 - Tekstslide

Indirecte rede

  • je schrijft iemands woorden wel op, maar niet letterlijk => GEEN aanhalingstekens, komma's of dubbele punt
  • Vader zei dat hij de vuile borden wel zou wegzetten.
  • Vader zei / riep / vertelde / meldde / beloofde / ... dat hij de borden wel zou wegzetten.

Slide 12 - Tekstslide

'Vandaag praten we allemaal Frans 
in het Cals', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede 
b. Indirecte rede 

Slide 13 - Tekstslide

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens

a. Dit is waar 
b. Dit is niet waar 

Slide 14 - Tekstslide

Hij vertelde dat hij erg ziek geworden was.

a. Dit is de indirecte rede 
b. Dit is de directe rede 

Slide 15 - Tekstslide

Hij zei: Ik ben erg ziek geworden.

a. Geen aanhalingstekens, dat is goed 
b. Hier moeten aanhalingstekens staan, dit is niet goed 

Slide 16 - Tekstslide

Dus: dubbele punt en aanhalingstekens 
bij citaat

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een dubbele punt nog meer?

Slide 18 - Tekstslide

Behalve bij citaat gebruik je ook een dubbele punt bij: 

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma in een zin?

Slide 20 - Tekstslide

Komma om zin beter leesbaar te maken 
  • tussen twee persoonsvormen
  • Als je nog even wacht, doe ik mijn schoenen aan. 
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • Voor de appeltaart hebben we boter, suiker
meel, bakpoeder, appels en kaneel nodig. 

Slide 21 - Tekstslide

Komma om zin beter leesbaar te maken 
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin 
  • Doe jij dat even, Ellen?
  • vóór de woorden maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra
  • Ik vind het koud, maar ik doe toch geen jas aan. 

Slide 22 - Tekstslide

Maak opdracht 2 Spelling Hst. 6 van Nieuw Ned. Online 

klaar? Dan verder met opdr. in de planning  

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel: 
Ken je het verschil tussen de directe en indirecte rede?  



Schrijf een eigen zinnetje in de directe rede met alle goede leestekens


Slide 24 - Tekstslide