Rekenen D3 Paragraaf 3.3 en 3.4



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 3 Verhoudingen herkennen en gebruiken
Paragraaf 3.3 en 3.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 3.3 In verhouding vergelijken
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.3
Kennis activeren
Uitleg par. 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Groep donderdag
https://classroom.google.com/c/NzI4NjU3MjQ0Mzg0?cjc=ikwo2vq

Volgende week is het toetsweek!
We ronden domein 3 af met een verplichte toets. De toets duurt ongeveer 45 minuten. Voor die toets krijg je een cijfer. Dat cijfer geeft je een beeld van hoe goed je de lesstof van dit domein beheerst. De bevraging in de toets lijkt op die van het rekenexamen dat je in
week 30 moet maken. Je slaat dus eigenlijk twee vliegen in één klap.





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer kan je de toets maken?
De toets wordt 24 uur voor de normale lestijd geopend in LessonUp. Ook tijdens de les is de toets geopend. Je kan dus zelf beslissen wanneer je die wil maken! Als je alle opdrachten van de toets hebt gemaakt en die hebt ingeleverd, word je op aanwezig en actief gezet.
Je vakdocent zal je resultaten vervolgens beoordelen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 8

Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken


Leerdoelen

  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen


Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Het buurthuis organiseert een barbecue. Nordin en Dana maken
de sjaslieks. En wat blijkt? De kipfilet is in de aanbieding! Voor 600 gram
gesneden dijbeenfilet moeten Nordin en Dana € 5,99 betalen en voor 500 
gram scharrelkipfilet € 4,99. Bij aankoop vanaf twee bakjes krijgen ze 25%
stapelkorting. Ze hebben in totaal 8 kilo kip nodig.

a. Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
b. Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.
c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed
heeft op welke aanbieding de voordeligste is.





timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies






Maak een schatting van welke aanbieding de voordeligste is.
A
Ik schat dat aanbieding 1 de voordeligste is.
B
Ik schat dat aanbieding 2 de voordeligste is.
C
Ik schat dat de aanbiedingen even voordelig zijn.
D
Ik heb geen idee.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Bewijs met een berekening welke aanbieding de voordeligste is.


                                                        




€ 5,99 : 600 x 8000 =  € 79,87                                                           € 4,99 : 500 x 8000 = € 79,84
€ 79,87 : 100 x 75 = € 59,90                                                             € 79,84 : 100 x 75 = € 59,88
gewicht in g
      600
         1
      8000
prijs in €
      5,99
    0,00997
     79,87
gewicht in g
      500
        1
     8000
prijs in €
     4,99
   0,00998
     79,84
Aanbieding 1
Aanbieding 2

Slide 9 - Tekstslide

Aanbieding A
600 : 600 x 8000

Aanbieding B
500 : 500 x 8000





c. Leg in je eigen woorden uit waarom de stapelkorting geen invloed heeft op welke aanbieding de voordeligste is.

Slide 10 - Open vraag

De stapelkorting heeft geen invloed op welke aanbieding de voordeligste is, omdat de korting geldt voor de beide producten. 

De stapelkorting heeft invloed op welke aanbieding de voordeligste is, want je krijgt op beide producten 25% korting
als je twee bakjes koopt. 
timer
5:00
Pauze

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.3 In verhouding vergelijken

Leerdoelen


  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
De laagste prijs is niet altijd de voordeligste aankoop.

Slide 13 - Tekstslide

Om te weten wat de voordeligste aankoop moet je in dit geval berekenen wat de prijs per milliliter is, dus de stelling is waar.
Waar of niet waar?
Mural kost minder dan een cent per milliliter.

Slide 14 - Tekstslide

€ 2,19 : 500 = € 0,00438 per milliliter, dus de stelling is waar. 
Waar of niet waar?
Het prijsverschil tussen de drie producten is te verwaarlozen.

Slide 15 - Tekstslide

Mural kost € 0,00438, Slim
€ 0,00427 en Wegkal € 0,00398 per milliliter. Afgerond op drie decimalen na de komma kosten alle producten € 0,004 per milliliter, dus de stelling is waar. 

Wat kies jij?
Ik maak de online opdrachten nu .
Ik maak de online opdrachten later. 
Ga aan de slag!
Maak een planning!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 3.3.
 

timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen

Leerdoelen


  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
Als Lina 10 km/h loopt, loopt zij 10.000 meter in 360 seconden.

Slide 19 - Tekstslide

De stelling is niet waar, want:

10 km = 10 x 1000 = 10000 m
1 uur = 60 x 60 = 3600 seconden.
Waar of niet waar?
Mevrouw Tahiri wandelt 2 kilometer per uur. Haar wandeltempo is lager dan gemiddeld.

Slide 20 - Tekstslide

De stelling is waar, want het gemiddelde wandeltempo ligt op 5 kilometer per uur.
Waar of niet waar?
Na 3 maanden oefenen wandelt mevrouw Tahiri 1500 meter in 45 minuten. 
Haar wandeltempo is dus omhoog gegaan.   

Slide 21 - Tekstslide

De stelling is niet waar, want ze liep een halve kilometer per kwartier en dat loopt ze nog steeds.

Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 3.4.
 

timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 3.3 en 3.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00
Dit infuus is na 4 uur helemaal leeg. Om 7:15 uur zit er nog 100 ml in de zak.

a. Bereken na hoeveel minuten de infuuszak helemaal 
    leeg is.
 
b. Leg in je eigen woorden of met een berekening uit 
    hoe laat de infuuszak moet worden vervangen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a                                                                                                         Liever rekenen met een tabel?

Bereken de totale tijd in minuten
4 x 60 = 240 minuten

Bereken het aantal milliliters per minuut
500 : 240 = 2,0833... ml/min                                                                                  240 : 500 x 100 = 48 minuten

Bereken het aantal minuten bij 100 ml
100 : 2,0833... = 48 minuten 

Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus.
De inhoud is 500 ml.

Je weet hoe lang het duurt voordat het infuus leeg is.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.
inhoud in ml
       500
       100
tijd in minuten
       240
         ?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Uitleg in eigen woorden
Het infuus geeft 500 ml af in 240 minuten. 100 ml is een vijfde deel
van 500 ml. Dus deel 
je 240 minuten ook door 5. Dat is 48 minuten.
Dan tel je 48 minuten op bij 7:15 uur. En dan kom je uit op 8:03 uur.
 
Uitleg met een berekening
240 : 5 = 48 minuten
7:15 + 48 minuten = 8:03 uur 


Wat weet je al?
Je weet de inhoud van het infuus om 7:15 uur.
De inhoud is 100 ml.

Je weet hoeveel milliliter het infuus per 4 uur afgeeft.
Het duurt 4 uur voordat het infuus leeg is.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 3.3
  • Ik kan verhoudingstabellen gebruiken wanneer ik prijzen of hoeveelheden vergelijk.
  • Ik kan de prijzen of hoeveelheden terug- of doorrekenen naar hetzelfde getal.

Leerdoelen par. 3.4
  • Ik kan samengestelde eenheden omrekenen.













Volgende week

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies