3C Stevigheid en beweging hh

Thema 5: Stevigheid en beweging
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 5: Stevigheid en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Checklist doornemen (10 min)
Leren aan de hand van de checklist (30 min)
Herhaling (10 min)


Slide 2 - Tekstslide

Checklist doornemen

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Leer de lesstof met je boek met behulp van de checklist.

Hoe? In tweetallen overhoren of alleen. 
Hulp? Opzoeken in je boek. Weet je het nog niet? Hand opsteken, docent komt je helpen.




Slide 4 - Tekstslide

Hoe heet nummer 3?
A
gewrichtskom
B
gewrichtskogel
C
kraakbeen
D
gewrichtssmeer

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we nummer 5?
A
gewrichtskogel
B
gewrichtskom
C
gewrichtssmeer
D
kraakbeen

Slide 6 - Quizvraag

Welk type gewricht zit tussen ellepijp en spaakbeen
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor een soort gewricht is de elleboog?
A
kogelgewricht
B
rolgewricht
C
schaniergewricht

Slide 8 - Quizvraag


Door welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer gemaakt?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje

Slide 9 - Quizvraag


Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
kapselbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 10 - Quizvraag


Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..
Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 11 - Quizvraag



hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
Als een spier samentrekt:
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 12 - Quizvraag


Als deze spieren aanspannen dan...
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien

Slide 13 - Quizvraag


Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 14 - Quizvraag


Wat is onderdeel Q?
A
spierschede
B
pees
C
spiervezel

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je spieren die een tegenovergestelde werking hebben?
A
Antagonistisch paar
B
Tegenovergesteld paar
C
Anti samenwerkpaar

Slide 16 - Quizvraag