Les 3 - H2.4 Molrekenen _ Herhaling

Herhaling -> De Mol




Chemisch Rekenen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling -> De Mol




Chemisch Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:

Weet je:

  • Weten wat de molecuulmassa is.
  • Weten wat de mol is. 

Kan je:
  • De molecuulmassa kunnen berekenen
  • De molaire massa kunnen berekenen 
  • Rekenen van mol naar gram en andersom

Slide 2 - Tekstslide


de mol...
A
...is een constante
B
...is een vast aantal (deeltjes)
C
...zegt iets over de massa
D
...zegt iets over de dichtheid

Slide 3 - Quizvraag

Wat heeft de grootste massa:

een mol natrium of een mol ijzer
A
een mol natrium
B
een mol ijzer
C
allebei even zwaar
D
dat kun je niet weten

Slide 4 - Quizvraag

Wat heeft de grootste massa:

Een mol Lood of een mol ijzer?
A
een mol Lood
B
een mol IJzer
C
allebei even zwaar
D
dat kun je niet weten

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de molaire massa
van water (in g/mol)?
A
18,02
B
18,026,0221023
C
18,021,661024
D
18,021,661027

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de juiste formule voor het berekenen van het aantal mol?

A
B
C

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel mol komt overeen met 120 gram ijzer?
A
0,465 mol
B
4,30 mol
C
2,15 mol
D
6,70*10^2 mol

Slide 8 - Quizvraag


De molaire massa van Na2O is 61,979 g/mol.

Hoeveel mol komt overeen met 64,0 gram?
A
0,968 mol
B
1,03 mol
C
1,6*10^2 mol
D
3,97*10^3 mol

Slide 9 - Quizvraag


De molaire massa van SO2 is 64,064 g/mol.

Bereken de massa van 1,50 mol SO2
A
42,7 g
B
64,1 g
C
96,1 g
D
128 g

Slide 10 - Quizvraag


De molaire massa van Fe2O3 is 159,69 g/mol.

Hoeveel weegt 3,53 mol ijzeroxide?
A
45,2 g
B
106 g
C
226 g
D
564 g

Slide 11 - Quizvraag

Atoommassa's 
  • Atoommassa's  van ieder atoom kun je aflezen in het Periodiek systeem.

  • Zo is de relatieve atoommassa van waterstof = 1,008 u.
  • Zo is de relatieve atoommassa van ijzer = 55,85 u. 


  • Relatieve atoommassa = gemiddelde
  • => van de natuurlijke isotopen

Slide 12 - Tekstslide

Atoommassa
  • Atomen hebben massa's, dus moleculen hebben een massa
  • De massa van bijvoorbeeld een waterstofatoom is 1,66 x 10-27 kg! 

  • Niet zo handig...
  • Daarom is de atomaire massa-eenheid bedacht, dat is de u. 
  • 1 u = 1,66 x 10^-27 kg

Slide 13 - Tekstslide

Molecuulmassa's 
  • Hier tel je de atoommassa's bij elkaar op van alle atomen in één molecuul 

  • Voorbeelden: 
  • De molecuulmassa van NaCl = (1 x 22,99) + (1 x 35,45) = 58,44 u
  • De molecuulmassa van Al2O3 = (2 x 26,98) + (3 x 16,00) = 101,96 u


Slide 14 - Tekstslide

Begrippen van hoeveelheid
  • Duo
  • Een paar
  • Kwartet
  • Dozijn 
  • Gross

  • Een dozijn eiereren, kippen, olifanten of wat dan ook, het is altijd een vaste hoeveelheid.

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen van hoeveelheid

  • De mol is een vaste hoeveelheid.
  • 1 mol = 6,022*1023 (moleculen)


  • Dus 1 mol water bestaat uit evenveel deeltjes als 1 mol goud!

  • Is de massa van 1 mol water gelijk aan de massa van 1 mol goud?



Slide 16 - Tekstslide

1 u = 1,66x10^-27 kg

Au = goud

Au heeft een relatieve massa van: 197 u
197 u * 1,66x10^-27 kg = 3,27x10^-25 kg

1 atoom goud weegt dus 3,27x10^-25 kg

1 mol goud atomen weegt:
3,27x10^-25 kg x 6,022x10^23 = 0,197 kg

1 mol goud atomen = 0,197 kg = 197 gram...
1 u = 1,66x10^-27 kg


H2O = water

H2O heeft een relatieve massa van: 18,02 u
18,02 u * 1,66x10^-27 kg = 2,99x10^-26 kg

1 molecuul water weegt dus 2,99x10^-26 kg

1 mol water weegt:
3,27x10^-25 kg x 6,022x10^23 = 0,01801 kg

1 mol water = 0,01801 kg = 18,01 gram...




Slide 17 - Tekstslide

Molaire massa
  • De massa van 1 molecuul in u = Alle massagetallen bij elkaar opgeteld.
  • Mol = De massa van 1 mol moleculen in gram...

  • Molecuulmassa H2O = 18,016 u
  • Molaire massa H2O = 18,016 g/mol


Slide 18 - Tekstslide

Reken Voorbeeld
  • Bereken hoeveel mol overeenkomt met 25 gram water.

  • Antwoord
  • Molaire massa H2O = 18,016 g/mol
  • aantal mol = massa / molaire massa (M)
  • aantal mol = 25 g / 18,016 g/mol = 1,4 mol


Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag 

  • Doorlezen §2.4

  • Maken:
         §2.4 => opdr. 42, 43, 48, 49, 52



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur / muziek

  • Vraag? Steek je vinger op
  • Klaar? => Géén huiswerk

Slide 20 - Tekstslide