TVT accent th7 les8 Cleopatra in ezelinnenmelk

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLager onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lees 1 van de vijf teksten. 

  1. Waarover gaat jouw tekst? Vertel in je groep in max. 3 zinnen de kern van de tekst. 
  2. Geef de kern van de tekst in 1 zin. 
  3. Vat de tekst samen in 1 woord. 

Slide 2 - Tekstslide

Op de volgende bladzijden 
zie je 9 afbeeldingen van toiletten. 

  1. Probeer ze chronologisch te rangschikken. 
  2. Noteer op een kladblad de nummers van de toiletten in chronologische volgorde. 
  3. Straks moet je deze code van 9 cijfers ingeven. 

Slide 3 - Tekstslide

1

Slide 4 - Tekstslide

2

Slide 5 - Tekstslide

3

Slide 6 - Tekstslide

4

Slide 7 - Tekstslide

5

Slide 8 - Tekstslide

6

Slide 9 - Tekstslide

7

Slide 10 - Tekstslide

8

Slide 11 - Tekstslide

9

Slide 12 - Tekstslide

Geef de code in.

Slide 13 - Woordweb

Neem je werkboek op pagina 53. 

  1. De eerste alinea van de tekst wordt voorgelezen. Volg de tekst  en omcirkel de moeilijke woorden met potlood. 
  2. Lees de alinea opnieuw en duid hoofdzaken aan met fluostift. Je mag niet meer dan 8 dingen aanduiden.
  3. Vertel aan je buur waarover de tekst gaat. 
  4. Onderstreep de bijzaken met potlood.  
  5. Vat de kern van deze alinea samen in een titel. Waarover gaat deze alinea? 

Slide 14 - Tekstslide

moeilijke woorden
alinea 1

Slide 15 - Woordweb

titel alinea 1

Slide 16 - Woordweb


  1. Lees de tweede alinea van de tekst zelf.  Omcirkel met potlood de moeilijke woorden. 
  2. Zoek een verklaring voor de moeilijke woorden. 
  3. Lees de alinea opnieuw. 
  4. Duid de hoofdzaken aan met fluostift. Onderstreep de bijzaken.  
  5. Vergelijk met je buur de woorden die je aanduidde. Schrap woorden met potlood of duid extra woorden aan.  
  6. Zoek, samen met je buur, een titel die deze alinea samenvat.  

Slide 17 - Tekstslide

moeilijke woorden
alinea 2

Slide 18 - Woordweb

titel alinea 2

Slide 19 - Woordweb


  1. Lees de derde alinea van de tekst zelf.  Omcirkel met potlood de moeilijke woorden. 
  2. Zoek een verklaring voor de moeilijke woorden. 
  3. Lees de alinea opnieuw. 
  4. Duid de hoofdzaken aan met fluostift. Onderstreep de bijzaken.  
  5. Vergelijk met je buur de woorden die je aanduidde. Schrap woorden met potlood of duid extra woorden aan.  
  6. Zoek, samen met je buur, een titel die deze alinea samenvat.  

Slide 20 - Tekstslide

moeilijke woorden
alinea 3

Slide 21 - Woordweb

titel alinea 3

Slide 22 - Woordweb

Waarover gaat de tekst?
Geef 3 woorden.

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Tekstslide