have got

Unit 1
At the end of this lesson you can use have got correctly!!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 1
At the end of this lesson you can use have got correctly!!

Slide 1 - Tekstslide

Have got (hebben)

Ik heb een kat. I have got a cat.

Hij heeft een kat. He has got a cat.

Zij hebben een kat. They have got a cat.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

'have got'

Slide 5 - Tekstslide

You have got a cat. (vragend)

Slide 6 - Open vraag

They have got a cat. (vragend)

Slide 7 - Open vraag

Mary and Sarah have got a brother.

Slide 8 - Open vraag

Wanneer gebruik je HAS GOT?
A
Bij I / you
B
Bij he / she / it
C
Bij meervoud

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

My brothers ___ a brand new football.
A
have got
B
has got

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

I ___ time for my homework today.
A
haven't got
B
hasn't got

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

Stacey ___ three donuts in her bag!
A
've got
B
's got

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

___ they ___ a lot of fun?
A
Have ... got
B
Has ... got

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

The cat ___ a toy to play with.
A
have got
B
has got

Slide 14 - Quizvraag

EX3+4 p.34

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link