T3 Herhaling B1 tm B5 vragen

Thema 3 Bloedsomloop
Herhaling B1 tm B6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Bloedsomloop
Herhaling B1 tm B6

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3 Bloedsomloop
Herhaling B1 tm B6

Slide 2 - Tekstslide

Welk onderdeel van het bloed heeft een celkern?
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 3 - Quizvraag

Waar worden de vaste onderdelen van het bloed gemaakt?

Slide 4 - Open vraag

Kenmerken  verschillende bloedvaten
Slagaders
Aders
Haarvaten
Richting
van hart af
naar hart toe
in organen
Bloeddruk
hoog
laag
middelmatig
Wand
dik, elastisch, stevig
dunne wand
één cellaag dik
Hartslag
'Slag' merkbaar (pols)
'Slag' niet merkbaar
'Slag' niet merkbaar
Plaats
meestal diep in lichaam
meestal ondiep
in het hele lichaam
Kleppen
alleen 1/2maanvormige kleppen
overal kleppen; verhinderen terugstromen bloed
geen kleppen

Slide 5 - Tekstslide

De kleine bloedsomloop start met zuurstofarm bloed.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

In welk soort bloedvaten stroomt het bloed van het hart af?


A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 7 - Quizvraag

Welk deel van het hart bevat zuurstofrijk bloed?

A
Rechter helft
B
Linker helft

Slide 8 - Quizvraag

Langs welke delen stroomt het bloed als het van de boezems naar de kamers gaat?

A
hartkleppen
B
halve maanvormige kleppen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de hartfasen?


A
Samentrekken kamers – samentrekken boezems – hartpauze
B
Hartpauze -Samentrekken kamers – samentrekken boezems
C
Samentrekken boezems – samentrekken kamers – hartpauze

Slide 10 - Quizvraag

Via welke bloedvaten krijgt de hartspier zelf zuurstof?



A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Kransslagaders

Slide 11 - Quizvraag


Via welke bloedvat is een kransslagader een aftakking?


A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Hartslagader

Slide 12 - Quizvraag

Welke bloedvaten voeren bloed met afvalstoffen naar de nieren?

Slide 13 - Open vraag


Waar wordt de urine in de nieren tijdelijk opgeslagen?

A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Urineleiders
D
Urineblaas

Slide 14 - Quizvraag

Via welke delen bereiken bacteriën van buitenaf de nieren achtereenvolgens?

A
Urineleider – urineblaas – urinebuis – nieren
B
Urinebuis – urineblaas – urineleider – nieren
C
Urinebuis – urineleider – urineblaas– nieren
D
Urineleider – urinebuis – urineleblaas – nieren

Slide 15 - Quizvraag


Wat gebeurt er bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker?
A
Je wordt ziek en het lichaam maakt antistoffen
B
Je wordt een beetje ziek
C
Er komen sneller en meer antistoffen in het lichaam

Slide 16 - Quizvraag

Wat zit er in een vaccin?


A
Antigenen
B
Antistoffen

Slide 17 - Quizvraag


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 18 - Quizvraag

ik wil nog extra uitleg over...

Slide 19 - Open vraag

Succes met leren voor het proefwerk!!!

Slide 20 - Tekstslide