5.6 Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden.

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les..
    - ... weet je wat een enkelvoudige en samengestelde zin is.
    - ... weet je wat een voegwoord is.
    - ... kun je enkele onderschikkende voegwoorden benoemen.
    - ... kun je enkele nevenschikkende voegwoorden benoemen.
   
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les..
    - ... weet je wat een enkelvoudige en samengestelde zin is.
    - ... weet je wat een voegwoord is.
    - ... kun je enkele onderschikkende voegwoorden benoemen.
    - ... kun je enkele nevenschikkende voegwoorden benoemen.
   

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt 
nevenschikkende 
en 
onderschikkende 
voegwoorden herkennen.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Ik ga naar de winkel en koop brood.
A
Geen van beide
B
Allebei
C
Samengestelde zin
D
Enkelvoudige zin

Slide 4 - Quizvraag

De kat ligt op de vensterbank.
A
Allebei
B
Samengestelde zin
C
Enkelvoudige zin
D
Geen van beide

Slide 5 - Quizvraag

Ik ben moe omdat ik vannacht niet goed heb geslapen.
A
Geen van beide
B
Samengestelde zin
C
Enkelvoudige zin
D
Allebei

Slide 6 - Quizvraag

De zon schijnt en de lucht is blauw.
A
Enkelvoudige zin
B
Allebei
C
Geen van beide
D
Samengestelde zin

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is een samengestelde zin?
A
Hij loopt naar de supermarkt, maar hij is vergeten zijn portemonnee mee te nemen.
B
De auto staat geparkeerd op de hoek van de straat.
C
Omdat het zo hard regent, blijven we vandaag binnen.
D
Ik drink graag koffie met melk.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is een samengestelde zin?
A
Ik ga naar de winkel en koop brood.
B
Wanneer het regent, blijf ik binnen.
C
De kat ligt op de vensterbank.
D
Mijn zusje houdt van ijs.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is GEEN samengestelde zin?
A
Zij fietsen naar school.
B
Als ik tijd heb, ga ik sporten.
C
De hond heeft honger.
D
Ik kook pasta en mijn vriend bakt een pizza.

Slide 10 - Quizvraag

Voegwoorden:
Voegwoorden zijn woorden die twee zinnen aan elkaar koppelen. Er zijn twee soorten voegwoorden:
1. nevenschikkende voegwoorden: en, maar of en want
2. onderschikkende voegwoorden: dit zijn er veel meer. Voorbeelden zijn: omdat, voordag, dan, hoewel, indien, tenzij, toen, enz. Let op: of kan ook onderschikkend zijn!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Voegwoorden
1.  Nevenschikkende voegwoorden: en, want, maar en of.
   --> VERBINDEN TWEE HOOFDZINNEN MET ELKAAR.

2. Onderschikkende voegwoorden: dat, daarom, als, hoewel, indien, mits, tenzij, toen enzovoort.
  --> VERBINDEN HOOFDZIN + BIJZIN MET ELKAAR.

Let op: het woordje of kan ook als onderschikkend voegwoord voorkomen!

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord is een woord dat twee deelzinnen met elkaar verbindt. 

Voegwoorden zijn in twee soorten te verdelen:

- nevenschikkende voegwoorden; hoofdzin en hoofdzin
- onderschikkende voegwoorden: hoofdzin en bijzin 

Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden                                         Onderschikkende voegwoorden 
- Verbinden hoofdzinnen met elkaar (H+H)                           - Verbinden hoofdzijn en bijzin (H+B)       
                             
- En                           Hij voetbalt en zij leest.                                - omdat, nadat, zodat, als, dan, toen, 
- Maar                      Hij voetbalt, maar zij leest.                             voordat, hoewel, terwijl enz...
- Want                     Hij voetbalt, want zij leest.                          Hij voetbalt terwijl zij leest.
-Of (bij keuze)      Ga je voetballen of lezen?                           Mijn zusje bakt taart, omdat ik jarig ben.

Let op: Of kan soms ook een onderschikkend voegwoord zijn. Bv Ik weet niet zeker of het morgen gaat regenen
Het woordje NIET NIET NIET NIET

Slide 16 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden:
Alle voegwoorden, behalve de nevenschikkende voegwoorden:
bijvoorbeeld:
alsof, noch, daardoor, daarom, doordat, door, terwijl, omdat, aangezien, want, daar, indien, zodat, opdat, sinds, nadat, dat, voor, voordat, totdat, toen, zodra, als, zoals, als ... dan, zonder, dat, behalve, al, alhoewel, hoewel, ofschoon, schoon, mits,  tenzij, naar, naarmate, wanneer, dan en of


Slide 17 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan bestaan uit: 

-Hoofdzin+ hoofdzin (en, of, maar, want= nevenschikkende voegwoorden)
-Hoofdzin+ bijzin ( onderschikkende voegwoorden) 

Slide 18 - Tekstslide

Theorie
Hoe herken je een hoofdzin en hoe een bijzin in een zin?
Antwoord: aan onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden + de plaats van de persoonsvorm en het onderwerp ten opzichte van elkaar.

Hoofdzinnen: ow + pv naast elkaar.
Bijzinnen: ow + pv ver uit elkaar.

De jongen mag niet meer op de tractor rijden, omdat hij deze gisteren in de sloot parkeerde.



Slide 19 - Tekstslide

Nevenschikking:
1. Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen in een hoofdzin GEEN andere woorden staan.

2. In de hoofdzin staat de persoonsvorm op de tweede plaats.

3. Nevenschikkende voegwoorden: 
en, maar, want, of (WOEM)
Onderschikking:

1. In een bijzin kunnen tussen onderwerp en persoonsvorm WEL andere woorden staan.


2. In de bijzin staat de persoonsvorm achteraan.

3. Onderschikkende voegwoorden:  wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nadat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat...

Slide 20 - Tekstslide

Zijn 'en', 'want', 'maar', 'of' en 'dus' nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden?
A
Nevenschikkende
B
Onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Zijn 'zodat', 'nadat' en 'toen' nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden?
A
Nevenschikkende
B
Onderschikkende

Slide 23 - Quizvraag

Is 'Ik houd van voetbal, omdat het een leuke en spannende sport is' een nevenschikkende of onderschikkende zin?
A
Geen van beiden
B
Beide
C
Nevenschikkende
D
Onderschikkende

Slide 24 - Quizvraag

Is 'Ik ga vanavond naar de film, maar ik moet eerst nog mijn huiswerk afmaken' een nevenschikkende of onderschikkende zin?
A
Geen van beiden
B
Onderschikkende
C
Nevenschikkende
D
Beide

Slide 25 - Quizvraag

Is 'Zij heeft een nieuwe baan, omdat haar oude niet meer uitdagend genoeg was' een nevenschikkende of onderschikkende zin?
A
Nevenschikkende
B
Beide
C
Geen van beiden
D
Onderschikkende

Slide 26 - Quizvraag

Is 'Hoewel ik moe was, ben ik toch gaan sporten' een nevenschikkende of onderschikkende zin?
A
Nevenschikkende
B
Beide
C
Geen van beiden
D
Onderschikkende

Slide 27 - Quizvraag

Is 'Ik heb gisteren een film gekeken en daarna lekker geslapen' een nevenschikkende of onderschikkende zin?
A
Onderschikkende
B
Nevenschikkende
C
Geen van beiden
D
Beide

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.
A
zeker weten
B
nee, nog niet
C
bijna, nog even oefenen

Slide 29 - Quizvraag

Maakwerk:
Maken 5.6 op blz. 220
Opdracht 10 en 11

Slide 30 - Tekstslide