GR les 3: zinnen in zinsdelen verdelen

Nederlands
Grammatica 
VG1 P3 2023-2024

Les 3:
Zinnen in zinsdelen verdelen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Grammatica 
VG1 P3 2023-2024

Les 3:
Zinnen in zinsdelen verdelen

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt nu ...

... het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Voordat we verdergaan ...

... een stukje herhaling. 

Log in en doe mee met de les.

Slide 3 - Tekstslide

In welke volgorde benoem je de zinsdelen in een zin?
A
wwg - ond - lv - mv
B
wwg - lv - ond - mv
C
wwg - mv - lv - ond
D
wwg - ond - mv - lv

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 5 - Open vraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

Slide 7 - Open vraag

Aan het einde van deze les ...

... kun je een zin in zinsdelen verdelen door verticale strepen tussen de zinsdelen te zetten. 

Slide 8 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen

Hoe pak je dat aan?
In 2 stappen verdeel je een zin in zinsdelen.

Op de volgende slides worden deze stappen uitgelegd. Hierbij wordt steeds een voorbeeld gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Stap 1

Stap 1: Zet het gezegde tussen verticale strepen.

Handig om te weten! Alles voor de persoonsvorm = 1 zinsdeel.

 
             

Slide 10 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Voorbeeld stap 1

De leerlingen / leren / grammatica tijdens de Nederlandse les op het ATC.
De jury / heeft / voor de beste speler een aparte onderscheiding / gekocht./
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma aan Bo.
             
De leerlingen, de jury en de instructeur staan voor de persoonsvorm en zijn dus 1 zinsdeel.

Slide 11 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Stap 2

Stap 2: Zet de overige zinsdelen tussen verticale strepen.

Begin met de zinsdelen die je al kent: 
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp.





Slide 12 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Voorbeeld stap 2
/ De leerlingen / leren / grammatica / tijdens de Nederlandse les op het ATC.
         ond (wie)         wwg           lv (wat)                             

De jury / heeft / voor de beste speler / een aparte onderscheiding / gekocht.
ond (wie) wwg               mv (voor wie)                                 lv (wat)                        wwg

De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma / aan Bo.
                            ond (wie)                               wwg                      lv (wat)         mv (aan wie)

Slide 13 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Stap 3

Stap 3: Houd je nog stukjes zin over? Welk vraagwoord/welke vraagwoorden passen bij hierbij? Zet ieder stukje dat antwoord geeft op een vraagwoord tussen strepen.

Ieder stukje van een zin dat antwoord geeft op een vraagwoord = een zinsdeel.

Slide 14 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Voorbeeld stap 3
/ De leerlingen / leren / grammatica / tijdens de Nederlandse les op het ATC.
         ond/wie         wwg           lv/wat                               

Wat houd je over? tijdens de Nederlandse les op het ATC

Welk(e) vraagwoord(en) passen daarbij? 
tijdens de Nederlands les = wanneer 
op het ATC = waar

     

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen in zinsdelen verdelen
Voorbeeld stap 3



/ De leerlingen / leren / grammatica / tijdens de Nederlandse les /op het ATC.
         ond/wie         wwg           lv/wat                               wanneer                          waar 


Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Neem de zin over.
  • Verdeel de zin in zinsdelen door verticale strepen te zetten tussen de   zinsdelen. 
  • Benoem: het wwg, ond, lv en mv. 

Hoe pak je dit aan? 
Voorbeeld:
Gisteren gaf ik mijn docent tijdens de les de geleende atlas terug.


Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Gisteren / gaf / ik / mijn docent / tijdens de les / de geleende atlas / terug.  

wwg: gaf terug
ond: ik
lv: de geleende atlas
mv : mijn docent

Log in en maak de opdrachten vanaf slide 19.


Slide 18 - Tekstslide

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
In Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst geschreven.

Slide 19 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Volgens PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden.

Slide 20 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
De klimaatvergadering heeft aan de voorzitter een voorstel tegen luchtvervuiling gemaild.

Slide 21 - Open vraag

Neem de zin over,, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Een rijke bankier wil aan de amateurvoetbalclubs gratis voetbaltenues schenken.

Slide 22 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Neem jij voor je ouders een kaartje voor de schoolmusical mee?

Slide 23 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Op zomerdagen laten sommige hondenbezitters hun hond een paar uur in de auto zitten.

Slide 24 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
De foto was tijdens een opruimbeurt tevoorschijn gekomen.

Slide 25 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Gelukkig kan ik de foto weer elke dag zien.

Slide 26 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
De foto heb ik inmiddels voor het fotoboek gekopieerd.

Slide 27 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Het eetpatroon van een vader kan invloed hebben op het eetgedrag van kinderen.

Slide 28 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Alle jurken hangen netjes aan de kledinghangers in het rek.

Slide 29 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
De jury heeft voor de beste speler een aparte onderscheiding gekocht.

Slide 30 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Geef je de beveiligers voor de detectiepoortjes je flesje water?

Slide 31 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
Tijdens het feest bood de jarige zijn gasten een heerlijk stukje taart aan.

Slide 32 - Open vraag

Neem de zin over, verdeel de zin in zinsdelen en benoem wwg, ond, lv, mv
De verpleger dient de verzwakte patiënt het medicijn toe.

Slide 33 - Open vraag

Aan de slag!
Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen? 
Neem de zinsdelen over en noteer daarachter de vraagwoorden.

Voorbeeld:
/ Voor de goede foto / staat / een fotograaf / graag / drie uur / aan de waterkant / te wachten. 

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
/ Voor de goede foto / staat / een fotograaf / graag / drie uur / aan de waterkant / te wachten. 
voor de goede foto: waarvoor
een fotograaf: wie
graag: hoe
drie uur: hoe lang
aan de waterkant: wanneer
Maak nu de opdrachten vanaf slide 36.

Slide 35 - Tekstslide

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?

/Een internationaal team van wetenschappers/ fotografeerde /met camera’s /de tombes./

Slide 36 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?
/ In de prehistorie / bonden/ mensen / al / botten van dieren / onder de voet / om sneller over het bevroren water te gaan.

Slide 37 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?
/ De lerares Frans / stuurde / haar leerlingen / via de elektronische leeromgeving / een bericht over de repetitie.

Slide 38 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?
/ De beroemde piramides in Egypte / herbergen / bijzondere geheimen./

Slide 39 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?
/ De knappe koppen / bestudeerden / rijpe kazen / met een oude CT-scanner uit een ziekenhuis./

Slide 40 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?
De leerplichtambtenaar zal volgende week de spijbelaars spreken.

Slide 41 - Open vraag

Hoe ging het?
Heb je wat extra oefening nodig?
Ja? Maak dan de opdrachten op slide 43 t/m 46.
Nee? Dan ben je klaar!

Slide 42 - Tekstslide

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?

/ De aanvoerder / reikte / zijn medespelers / de gewonnen bokaal / aan.

Slide 43 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?

/ De posters met het icoon 'telefoon uit' / hangen / tegenwoordig / aan alle deuren / in het schoolgebouw.

Slide 44 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?

/ De ober / vergat / voor de klant / schoon bestek / mee te nemen.

Slide 45 - Open vraag

Welke vraagwoorden passen bij de zinsdelen?

/ Felicia / moest / voor het begin van de les / haar telefoon / afstaan / aan haar docente./

Slide 46 - Open vraag

Einde van de les!

Slide 47 - Tekstslide