Grammatica blok 1 en 2 Zinsontleding 2 havo

Grammatica blok 1 en 2
Zinsontleding
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica blok 1 en 2
Zinsontleding

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les:
Havo:
- Je kan de werkwoordsvormen van elkaar onderscheiden.
- Je kan de volgende onderwerpen benoemen: pv, wwg, ond, lv, mv, bijw. bepaling

Vwo:
- Je kan de volgende onderwerpen benoemen: pv, wwg, ond en lv, mv, bwb

Je gaat:
Havo:
- een zin in zindsdelen verdelen en de pv, wwg, ond, lv, mv, bijw. bep benoemen.
- de werkwoordsvorm van de verschillende werkwoorden benoemen.

Vwo:
- een zin in zindsdelen verdelen en de pv, wwg, ond en lv benoemen.
- de werkwoordsvorm van de verschillende werkwoorden benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

werkwoordsvormen
Persoonsvorm: de werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet.
Infinitief: het hele werkwoord.
Voltooid deelwoord:  staat bij een persoonsvorm van hebben, worden of zijn in de zin.

Voorbeelden:
In de vakantie schildert Lois haar slaapkamer.
In de vakantie zal Lois haar slaapkamer schilderen.
In de vakantie heeft Lois haar slaapkamer geschilderd.


Slide 3 - Tekstslide

Benoem de werkwoordsvorm:
Het kleine meisje [is] weggelopen van huis.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quizvraag

Benoem de werkwoordsvorm:
Het kleine meisje is [weggelopen] van huis.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Benoem de werkwoordsvorm:
De leerlingen zullen naar hun docent moeten luisteren.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling persoonsvorm
Het werkwoord dat verandert als je het getal of de tijd van de zin verandert.
Voorbeelden:
Hij heeft zijn fiets op school laten staan.

De jongen is zijn boeken vergeten.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week was Sara nog op vakantie.

Slide 8 - Open vraag

Herhaling werkwoordelijk gezegde
Persoonsvorm + alle andere werkwoorden in de zin

Voorbeelden: 
Hij heeft zijn fiets op school laten staan.

De jongen is zijn boeken vergeten.


Slide 9 - Tekstslide

Benoem het wwg:
De school heeft het gebouw ingericht op Corona.

Slide 10 - Open vraag

Herhaling onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm/ wwg / rest van de zin

Voorbeelden: 
Hij heeft zijn fiets op school laten staan.

De jongen is zijn boeken vergeten.


Slide 11 - Tekstslide

Benoem het onderwerp:
Gisteren heeft Susan de folders rondgebracht.

Slide 12 - Open vraag

Herhaling lijdend voorwerp
wie of wat + gezegde + onderwerp

Voorbeelden: 
Hij heeft zijn fiets op school laten staan.

De jongen is zijn boeken vergeten. 


Slide 13 - Tekstslide

Benoem het lijdend voorwerp:
Gisteren heeft Susan de folders rondgebracht.

Slide 14 - Open vraag

Uitleg havo/herhaling vwo
Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Benoem eerst bovenstaande onderdelen.
Voorbeelden:
De docent vertelt een verhaal over Peru aan de klas.
Jinte showde Dave haar nieuwste spijkerbroek.
Neem je die spullen mee voor mij?

Een zinsdeel dat met voor begint, is niet altijd een meewerkend voorwerp.
Vb. Voor mij loopt een man met een hond.

Slide 15 - Tekstslide

Benoem het meewerkend voorwerp:
Boris liet Dave zijn nieuwe rugtas zien.

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag (havo)
Maak van grammatica blok 1:
- opdracht 1, schrijf de zin over
- opdracht 2
- opdracht 6
- opdracht 7

Slide 17 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Geeft aan wanneer, waar, hoe of waarom iets gebeurt.
Waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?

Voorbeelden (benoem eerst de andere zinsdelen.)
Linde bewaarde haar dagboek onder haar bed.
Met een grote boog spuugt het kind het fruithapje uit.

Slide 18 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (vervolg)
- als de vraagwoorden waar, wanneer, waardoor, waarmee enz.  aparte zinsdelen zijn, dan zijn dat ook bijwoordelijke bepalingen.
- zinsdelen die je gemakkelijk kunt weglaten, zoals: ook, wel, niet, toch zijn ook bijwoordelijke bepalingen.
- als er geen lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp in de zin staat, kunnen er wel één of meer bijwoordelijke bepalingen in de zin staan.

Slide 19 - Tekstslide

Benoem de bijwoordelijke bepaling:
De meiden spraken in de vakantie veel samen af.

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag (havo)
Maak van grammatica blok 2:
- opdracht 1
- opdracht 2, onderstreep de zinsdelen & benoem ze
- opdracht 4
- opdracht 7

Aan de slag (vwo)
Maak van grammatica blok 1 :
- opdracht 1, schrijf de zin over.
- opdracht 2, vraag 1 t/m 3
- extra werkblad,  benoem:
pv, wwg, ond, lv, mv, bwb

Slide 21 - Tekstslide