pv/ow/wg

H1.7 grammatica - blz.50
Doel: je weet wat een PV, OW en WG is.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1.7 grammatica - blz.50
Doel: je weet wat een PV, OW en WG is.

Slide 1 - Tekstslide

programma:
  • opwarmertje
  • uitleg
  • oefenen
  • hw: maak opdr. 6 in je werkboek 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
- Een rat geeft een slang een karatetrap.

Noteer op je wisbordje.

Slide 3 - Tekstslide

wat is een persoonvorm (pv)?
Persoonsvorm: dit is een werkwoordsvorm, die vertelt wat het onderwerp 'doet'.
De pv kan je van tijd veranderen en van getal veranderen (ev <-> mv).
Alles wat je in gedachten vóór de pv kan zetten is één zinsdeel.

- De wolf / maakt / zijn opmars / in Nederland.
-> Wat is de PV? Schrijf op je wisbordje.
Tip: zet de hele zin in de verleden tijd. Het werkwoord dat verandert is de pv.


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een onderwerp (ow)?
Elke zin gaat over wat iets of iemand doet.
Het onderwerp van een zin is het zinsdeel waarin staat wie of wat dat is.
-> Wie of wat + pv + wg?

a. Nathalie heeft haar huiswerk af.
-> Wat is het OW? Schrijf op je wisbordje.
b. Het huis naast ons huis staat te koop.
-> Wat is het OW? Schrijf op je wisbordje.


Slide 5 - Tekstslide

oefenen - blz. 50
Maak opdracht 1a, 4a en 4b.
Zet zinsdeelstrepen, benoem de pv en het ow.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
Het wg zegt wat het onderwerp doet.
Het wg bestaat uit de pv en alle andere werkwoorden in de zin.

1. Alle wapens waren uit een loods gestolen.
-> Wat is het wg?
2. Bij een inval in Utrecht heeft de politie wapens en gestolen politiekleding gevonden. 
-> Wat is het wg?


Slide 7 - Tekstslide

oefenen - blz. 50 - 51
Maak opdr. 1b + 4e.

Klaar: maak alvast opdr. 6 (het huiswerk).

Slide 8 - Tekstslide

afsluiter
Pak je wisbordje

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een WG?
A
de pv
B
alle andere ww in de zin
C
de pv + alle andere ww in de zin

Slide 10 - Quizvraag

grammatica - les 2
Doel: Je weet wat een lijdend voorwerp is.

Slide 11 - Tekstslide

opwarmertje
- De slang heeft de rat aangevallen.
Verdeel deze zin in zinsdelen  en benoem de zinsdelen.


Slide 12 - Tekstslide

De slang/ heeft/ de rat /aangevallen.
PV= heeft
WG= heeft aangevallen
OW= De slang
LV= de rat

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een lijdend voorwerp?
Een LV komt voor in zinnen waarin iemand/iets wat 'overkomt' of 'ondergaat'.
LV= wie of wat + pv + ow + wg

1. De slang heeft de rat opgegeten. -> de rat overkomt iets
2. Daniëlle heeft een bos bloemen gegeven. -> Wat is het LV?

Slide 14 - Tekstslide

Danielle heeft een bos bloemen gegeven.
pv= heeft
wg= heeft gegeven
ow= Daniëlle
lv= een bos bloemen

Slide 15 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde (WG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden van de zin.
Soms hoort er ook een voorzetsel van een splitsbaar werkwoord bij:
- Henk eet zijn broodje op.
wg= eet op

Slide 16 - Tekstslide

Ook de woorden te en aan het kunnen bij het wg horen:

- Isa zit in haar stoel te slapen.
wg= zit te slapen

- Martin is vandaag aan het gamen.
wg= is aan het gamen

Slide 17 - Tekstslide

aan de slag - blz. 50
Maak opdr. 1 a t/m f, 6 en 7
 Morgen af!
      

Slide 18 - Tekstslide

Grammatica - H2.7 - les 3
Doel: je kan woordsoorten benoemen en herkennen

Slide 19 - Tekstslide

programma
  • hw H1.7 nakijken 
  • opwarmertje
  • uitleg woordsoorten
  • aan de slag: opdr. 1

Slide 20 - Tekstslide

HW nakijken - blz. 50

Slide 21 - Tekstslide

Grammatica H2.7 
Woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 22 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je?
Schrijf ze onder elkaar op in je schrift!

Slide 23 - Tekstslide

Waarschijnlijk heb jij de leeftijd van 14 of 15 jaar bereikt.
heb=
jij=
de=
leeftijd=
van=
14 + 15=
jaar=
bereikt=

Slide 24 - Tekstslide

neem blz. 115 voor je
Lees de tabel met woordsoorten en start met opdracht 1.
Maak 1b en 1c.

Slide 25 - Tekstslide

nakijken 1b + 1c

Slide 26 - Tekstslide

aan de slag - blz. 116
Maak opdracht 4a + b
                                 5a + b
                                        6a + b + c
                                       7a + b + c
                                 8a + b

Slide 27 - Tekstslide

HW
Deze opdrachten dinsdag afhebben.

Slide 28 - Tekstslide