Verbe avoir (présent)

  • Voca
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Avoir = hebben
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il a = hij heeft
elle a = zij heeft
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben, u heeft
ils/elles ont = zij hebben

Slide 2 - Tekstslide

Ik heb een zus

J' ... une soeur.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 3 - Quizvraag

Heb jij een zus?

Tu ... une soeur?
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 4 - Quizvraag

Wij hebben een hond.

Nous ... un chien.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 5 - Quizvraag

Marc heeft een vis.

Marc ... un poisson
A
a
B
avons
C
as
D
ont

Slide 6 - Quizvraag

Marc en Yves hebben een tent.

Marc et Yves ... une tente.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quizvraag

Elle ... un lapin.
A
as
B
a

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 12 - Quizvraag

avoir
je
A
je ai
B
j'ai
C
je suis
D
je fais

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 17 - Quizvraag

J' ... treize ans.
A
ai
B
ont

Slide 18 - Quizvraag

Nous ... un jardin.
A
avons
B
avez

Slide 19 - Quizvraag

Martien et Erica ... un château.
A
ont
B
a

Slide 20 - Quizvraag

Vous ... les maths?

Slide 21 - Open vraag

Tu ... une grande maison?

Slide 22 - Open vraag

Non, j' ... une petite maison.

Slide 23 - Open vraag

Léa ... deux chiens.

Slide 24 - Open vraag

En nu de getallen!
Vertaal: 3
A
deux
B
trois
C
quatre
D
zéro

Slide 25 - Quizvraag

Getallen. 15 =
A
Douze
B
cinquante
C
quatorze
D
quinze

Slide 26 - Quizvraag

Welke getallen staan in de juiste volgorde?
A
seize, quinze, dix-sept
B
quinze, seize, dix-sept
C
seize, cinq, dix-sept
D
quinze, six, dix-sept

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf de getallen voluit: 15 + 13 + 8
A
cinq + treize + huit
B
quinze + trois + huit
C
quinze + treize + huit
D
quinze + treize + wiet

Slide 28 - Quizvraag

Vertaal: Wij hebben een zus.

Slide 29 - Open vraag

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord avoir.

Slide 30 - Open vraag

Check je boek: heb je alle opdrachten van D en H van hoofdstuk 1 af?
Bijna!
De helft ongeveer.
Nog lang niet...
Nog niks gedaan...

Slide 31 - Poll

Au revoir

Slide 32 - Tekstslide