Week 42

Week 42 Engels
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 42 Engels

Slide 1 - Tekstslide

Engels
Kritisch denken – Je kunt bepalen of (gevonden) informatie bruikbaar en te vertrouwen is.

Je kunt informatie vinden in eenvoudig materiaal over alledaagse onderwerpen.
 Je kunt informatie in eenvoudige teksten begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

I got a brand new computer for my birthday.

Vertaal het woord tussen de sterretjes
A
net nieuw
B
gloed nieuw
C
pas gekocht
D
kan geruild worden

Slide 3 - Quizvraag

History is my favourite subject in school.
A
Toekomst
B
Vak
C
Geschiedenis
D
Aardrijkskunde

Slide 4 - Quizvraag

We could go to the cinema to watch
a movie this afternoon
A
het drinken
B
vrienden
C
het kaartje
D
film

Slide 5 - Quizvraag

It doesn't matter if you haven't played volleyball before.
A
erg zijn
B
fijn zijn

Slide 6 - Quizvraag

Ella and David.........................
(to stay) at school until everyone had left.

Vul het ww.in
A
stay
B
stays
C
stayed
D
to stayed

Slide 7 - Quizvraag

Bill
(to tear) his jeans while climbing a tree yesterday.
A
tear
B
tore
C
teard
D
tored

Slide 8 - Quizvraag

Jamie
(to not like) the meal I cooked for her.
A
do not liked
B
like didn't
C
didn't like
D
liked not

Slide 9 - Quizvraag

Skimmen
Als je skimt, lees je de tekst nog niet, maar bekijk je de tekst. Je kijkt dan naar de soort tekst en het onderwerp. Dit doe je door naar de titel, tussenkopjes en plaatjes te kijken. Ook let je op opvallende woorden zoals getallen of namen en vetgedrukte woorden. Dit heet 'globaal lezen'.

Slide 10 - Tekstslide

Scannen
Ben je op zoek naar specifieke informatie in een tekst? Dan hoef je niet de hele tekst in detail te lezen. Je kunt de tekst scannen. Je zoekt dan naar de informatie die je nodig hebt en probeert alle informatie die je niet nodig hebt te negeren. Dit heet 'onderzoekend lezen'.

Slide 11 - Tekstslide

It doesn't matter how old you are, jeans are cool for everyone.

Vertaal tussen de sterretjes

A
het geeft wel
B
het geeft niet
C
jammer dan
D
het gaf wel

Slide 12 - Quizvraag

Our dog has dug a hole to hide his bone.

A
had gegraven
B
ging graven
C
heeft gegraven
D
heeft niet gegraven

Slide 13 - Quizvraag

My new jeans are torn .
A
was verkleurd
B
zijn gescheurd
C
zijn nieuw
D
is gescheurd

Slide 14 - Quizvraag

We aren't allowed to eat and drink in a classroom.

A
zij mogen niet
B
wij mogen wel
C
zij mogen wel
D
wij mogen niet

Slide 15 - Quizvraag

don't like jeans so I always wear dresses or skirts.
A
dragen
B
draagt
C
draag
D
droeg

Slide 16 - Quizvraag

Madame Coco Chanel was a famous designer.

A
ontwerpers
B
ontwerper
C
besissers
D
beslisser

Slide 17 - Quizvraag

'To' voor het hele werkwoord
Bij werkwoorden in het Engels staat 'to' voor het hele werkwoord (de infinitief). Als je het werkwoord vervoegt, dan verdwijnt 'to'.
In de woordenlijst kun je werkwoorden dus herkennen omdat er 'to' bij staat (tussen haakjes voor het werkwoord).

Slide 18 - Tekstslide

Yesterday I
(to buy) a new pair of jeans.

Vul het goede ww.in
A
buy
B
bought
C
buyd
D
baught

Slide 19 - Quizvraag

When I
(to come) home
A
came
B
come

Slide 20 - Quizvraag

My mum
(to not approve).
A
do not approve
B
didn't approve

Slide 21 - Quizvraag

Who: personen/Which: dingen
Who en which noem je betrekkelijke voornaamwoorden. Je gebruikt ze om extra informatie te geven over het woord waar het bij hoort.

Slide 22 - Tekstslide

Have you seen the man
came to visit Dad?

Vul in which of who
A
which
B
who

Slide 23 - Quizvraag

The book
I read last week was amazing.
A
which
B
who

Slide 24 - Quizvraag