4.3. massa

4.3 Massa
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.3 Massa

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de naam van een proces waarbij de producten minder chemische energie hebben dan de beginstoffen.
A
Endotherm
B
Exotherm
C
Isotherm
D
Geen van bovenstaande antwoorden

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bederven is een chemische reactie. Door eten in de koelkast te stoppen bederft eten minder snel. Geef aan welke factor de reactiesnelheid beïnvloedt.
A
Katalysator
B
Temperatuur
C
Verdelingsgraad
D
Concentratie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen versnellen chemische reacties in het lichaam. Geef de chemische benaming voor een enzym.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De reactiesnelheid is hoger bij een
A
Hoge concentratie
B
Lage concentratie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reactiesnelheid is lager bij
A
Een fijnere verdelingsgraad
B
Een minder fijne verdelingsgraad
C
De verdelingsgraad is niet van invloed

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
Aan het eind van de les kan je:
  • Uitleggen wat de wet van massabehoud inhoudt
  • Molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van behoud van massa
Tijdens een chemische reactie gaat geen massa verloren

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van behoud van massa

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van behoud van massa

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Laten zien tot 4:45
 Het maken van nitroglycerine
Als ik 0,5 g salpeterzuur heb, hoeveel mol is dat?

Reactieschema: Glycol + salpeterzuur --> nitroglycerine + water
Reactievergelijking: C3H8O3 + 3 HNO3 -> C3H5N3O9 + 3 H2O

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molverhouding
De verhouding tussen de moleculen in de reactievergelijking is gelijk aan de molverhouding

Reactievergelijking: C3H8O3 + 3 HNO3 -> C3H5N3O9 + 3 H2O

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molverhouding
De verhouding tussen de moleculen in de reactievergelijking is gelijk aan de molverhouding

Reactievergelijking: C3H8O3 + 3 HNO3 -> C3H5N3O9 + 3 H2O

C3H8O3 : HNO3 : C3H5N3O9 : H2O

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molverhouding
Reactievergelijking: C3H8O3 + 3 HNO3 -> C3H5N3O9 + 3 H2O

C3H8O3 : HNO3 : C3H5N3O9 : H2O
1 : 3 : 1 : 3
0,5 gram salpeterzuur geeft 0,0079 mol salpeterzuur.

Hoeveel mol nitroglycerine heb ik?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molverhouding
Reactievergelijking: C3H8O3 + 3 HNO3 -> C3H5N3O9 + 3 H2O

C3H8O3 : HNO3 : C3H5N3O9 : H2O
1 : 3 : 1 : 3
0,5 gram salpeterzuur geeft 0,0079 mol salpeterzuur.

Hoeveel mol nitroglycerine heb ik?

3:1 dus 0,0079 mol/3 = 0,0026 mol nitroglycerine

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Laten zien vanaf 4:45
CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O 
Pablo verbrandt 50 gram methaan. Hoeveel mol CO2 ontstaat hierbij?  
Rekenen aan een reactie: Stappenplan

1) Stel een kloppende reactievergelijking op.

2) Bereken het aantal mol van de gegeven stof. 

3) Bereken het aantal mol van de gevraagde stof.

4) Reken het aantal mol om naar gevraagde eenheid.  

CH4 + 2O2 -> CO2 + 2 H2O 
Er is 50 gram methaan. 
Molaire massa CH4 = 12,01 + 4x1,008 = 16,04 g/mol 
50 x 1 / 16,04 = 3,12 mol 
De verhouding CH4: CO2 = 1:1 
Dus er is ook 3,12 mol CO2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O 
Pablo verbrandt 50 gram methaan. Hoeveel mol CO2 ontstaat hierbij?  
Valerio ontleedt 2 gram nitroglycerine (C3H5N3O9). Hierbij ontstaat CO2, H2O, N2 en O2. Hoeveel mol CO2 ontstaat hierbij? 
1) Stel een kloppende reactievergelijking op.


2) Bereken het aantal mol van de gegeven stof. 


3) Bereken het aantal mol van de gevraagde stof.


4) Reken het aantal mol om naar gevraagde eenheid. 




Slide 19 - Tekstslide

 C3H5N3O9 -> 12 CO2 + 10 H2O + 6 N2 + O2
CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O 
Pablo verbrandt 50 gram methaan. Hoeveel mol CO2 ontstaat hierbij?  
Valerio ontleedt 2 gram nitroglycerine (C3H5N3O9). Hierbij ontstaat CO2, H2O, N2 en O2. Hoeveel gram CO2 ontstaat hierbij? 
1) Stel een kloppende reactievergelijking op.
 C3H5N3O9 -> 12 CO2 + 10 H2O + 6 N2 + O2

2) Bereken het aantal mol van de gegeven stof. 
n = m / M --> n = 2 /  227 = 0,0088 mol nitroglycerine

3) Bereken het aantal mol van de gevraagde stof.
Verhouding is 1 : 12 dus bij 0,0088 mol C3H5N3O9 ontstaat 0,0088 x 12 =0,11 mol CO2

4) Reken het aantal mol om naar gevraagde eenheid. 
m = n * M --> m = 0,11 x 44 = 4,84 gram CO2

Slide 20 - Tekstslide

 C3H5N3O9 -> 12 CO2 + 10 H2O + 6 N2 + O2
Aan de slag
  • Maak opdracht 1 en 4 t/m 8 (blz 31)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies