V4 5.3 Rekenen aan reacties

5.3 Rekenen aan reacties
Herhalen mol
Berekeningen aan reacties uitvoeren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.3 Rekenen aan reacties
Herhalen mol
Berekeningen aan reacties uitvoeren

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel mol is 3,4 g water?
A
61 mol
B
0,19 mol

Slide 2 - Quizvraag

Molrekenen
  • Kan gebruik maken van rekenschema: Kijk waar je bent in het schema en waar je heen wilt. Wat is daar voor nodig?
  • Nu: van gram naar mol 
  • Wat is daar voor nodig?
    De molaire massa

Slide 3 - Tekstslide

Molrekenen
  • Molaire massa van H2O: 18,02 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 3,4 g/18,02 g/mol = 0,19 mol H2O

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan molrekenen
  1. Stel de reactievergelijking op
  2. Leid de molverhouding af
  3. Gegevens en gevraagd noteren
  4. Reken de massa of volume van gegeven stof om naar mol
  5. Bereken het aantal mol gevraagde stof (Molverhouding toepassen)
  6. Reken het aantal mol stof om naar gevraagde eenheid
  7. Controleer of je antwoord hebt gegeven op de vraag.

Slide 5 - Tekstslide

De vraag
  • Bereken hoeveel gram koper er ontstaat uit 5,6 g koper(II) oxide
  • Koper(II)oxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1: Reactievergelijking 
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • CuO + CH4 -> Cu + CO2 + H2O
  • Kloppend:
    4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: Molverhouding
  • 4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O
  • De molverhouding tussen CuO en Cu is 4:4, dus 1:1

Slide 8 - Tekstslide

Stap 3: Gegevens en gevraagde noteren
  • 5,6 g CuO
  • .... g Cu

Slide 9 - Tekstslide

Stap 4: Reken massa van gegeven stof om naar mol
  • 5,6 g CuO

Slide 10 - Tekstslide

Stap 4: Reken massa om naar mol
  • Molaire massa van CuO: 79,545 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 5,6 g/79,545 g/mol = 0,0704 mol CuO

Slide 11 - Tekstslide

Stap 5: Bereken aantal mol gevraagde stof
  • 0,0704 mol CuO
  • Molverhouding is 1:1
  • Dus: 0,0704 mol CuO = 0,0704 mol Cu

Slide 12 - Tekstslide

Stap 6: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • 0,0704 mol Cu

Slide 13 - Tekstslide

Stap 6: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • Molaire massa van Cu: 63,55 g/mol
  • van mol naar gram: vermenigvuldigen met de molaire massa
  • 0,0704 mol * 63,55 g/mol = 4,47 g Cu
  • Er ontstaat dus 4,47 g Cu uit 5,6 g CuO

Stap 7: Ja, ik heb antwoord gegeven op de vraag; Bereken hoeveel gram koper er ontstaat uit 5,6 g koperoxide

Slide 14 - Tekstslide

De vraag
  • Bereken hoeveel dm3 methaan er reageert met 5,6 g koper(II)oxide
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • Er wordt gewerkt bij T = 298 K en p=p0
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Stap 1: Reactievergelijking 
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • CuO + CH4 -> Cu + CO2 + H2O
  • Kloppend:
    4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O

Slide 16 - Tekstslide

Stap 2: Molverhouding
  • 4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O
  • De molverhouding tussen CuO en CH4 is 4:1

Slide 17 - Tekstslide

Stap 3: Gegeven en gevraagde
  • 5,6 g koper(II)oxide gegeven
  • ... dm3 methaan gevraagd

Slide 18 - Tekstslide

Stap 4: Reken massa om naar mol
  • Molaire massa van CuO: 79,545 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 5,6 g/79,545 g/mol = 0,0704 mol CuO

Slide 19 - Tekstslide

Stap 5: Bereken aantal mol gevraagde stof
  • 0,0704 mol CuO
  • Molverhouding is 4:1
  • Dus: 0,0704 mol CuO /4 = 0,0176 mol CH4

Slide 20 - Tekstslide

Stap 6: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • 0,0176 mol CH4
  • Moet nog dm3 van een gas, dus daar is Vm voor nodig
  • Bij T=298K en p=p0 geldt dat
    Vm = 24,5 dm3/mol
  • 0,0176 mol CH4 * 24,5 dm3/mol = 0,43 dm3 CH4

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten af
Opgaven: 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30 (B)

31, 32, 33 (C)

Volgende les: nog een rekenvoorbeeld behandelen in de klas

Slide 22 - Tekstslide