Herhaling!! Thema 1 Vrije tijd H 3 tt en vt + nieuw: vd

Leerdoelen vorige les
Aan het einde van de les:

Hebben we alle onderdelen herhaald en geoefend:
- Tegenwoordige tijd
- Verleden tijd


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen vorige les
Aan het einde van de les:

Hebben we alle onderdelen herhaald en geoefend:
- Tegenwoordige tijd
- Verleden tijd


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Aan het einde van de les:
  • Hebben we alle onderdelen herhaald en geoefend:
- Tegenwoordige tijd
- Verleden tijd
- Weet je wat een voltooid deelwoord is en kan je een voltooid deelwoord juist schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting:

VT
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooid deelwoord
D
Niets

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting:

VD
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooid deelwoord
D
Niets

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoord
PV?

Slide 6 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Alles wat NU gebeurt...

Afkorting: TT

  1. Ik vorm 
  2. Ik- vorm + T
  3. Hele werkwoord


Leren
TT
VT
Ik 
vind
Jij/ je/ u
vind + T
Hij/ zij
vind + T
Wij
vinden
Jullie
vinden
Zij
vinden

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout?

Jij wandelt naar de winkel.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed of fout?

Wandel jij naar de winkel?
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Goed of fout?

Fietst jij naar huis?
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoord
PV?
TaXiKoFSCHiP
TaXiKoFSCHiP
TaXiKoFSCHiP

Slide 11 - Tekstslide

Verleden tijd
Alles wat IS gebeurd...

Afkorting: VT
  1. Sterk of zwak?
  2. Zwak - ik vorm
  3. TaXiKoFSCHiP
  4. Ik-vorm + te(n)/ de(n)


Leren
TT
VT
Ik 
Leer
Leerde
Jij/ je/ u
Leer + T
Leerde
Hij/ zij
Leer + T
Leerde
Wij
Leren
Leerden
Jullie
Leren
Leerden
Zij
Leren
Leerden

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Goed of fout?

Als de laatste letter van de ik-vorm in het TaXiKoFSCHIP staat, schrijf je TE(N)
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Goed of fout?

De stam van verhuizen is verhuiz
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Goed of fout?

De ik-vorm van verhuizen is verhuisde
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag


Gisteren (verbranden) de sous-chef zijn hand aan de hete pan.


A
verbrandte
B
verbrande
C
verbrandde

Slide 17 - Quizvraag

Werkwoord
PV?
TaXiKoFSCHiP
TaXiKoFSCHiP
TaXiKoFSCHiP
Voltooid deelwoord

Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Alles wat is AFGEROND
Afkorting: VD

We hebben.......?
  1. Sterk of zwak?
  2. Zwak - TaXiKoFSCHiP
  3. Ik-vorm + te(n)/ de(n)


Slide 19 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

Je weet hoe je de persoonsvorm vindt en schrijft. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in het zin staan, bijvoorbeeld een VOLTOOID DEELWOORD (vd).


Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de pv meestal een vorm van zijn, hebben of worden.

Slide 20 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

VB: Het vliegtuig is op Schiphol geland. 

pv= is

vd= geland


VB: Robin heeft geen straf gekregen.

pv=heeft

vd=gekregen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Karin is naar Zaandam verhuisd.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Mijn vriendin heeft haar kamer alweer veranderd.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.


Een voltooid deelwoord eindigt op:

  • -d
  • -t
  • -en

Slide 25 - Tekstslide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.

Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).

  • Ik heb gerend. (want rende)
  • Ik heb gefietst. (want fietste)
  • Ik heb gepakt. (want pakte)


Uiteraard kun je ook 't kofschip gebruiken om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft.

Slide 26 - Tekstslide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord is makkelijker om te schrijven, maar misschien moeilijker om te onthouden.


  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen

Slide 27 - Tekstslide

Vul in:
snoepen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 28 - Open vraag

Vul in:
koken
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 29 - Open vraag

Vul in:
stapelen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 30 - Open vraag

Vul in:
dammen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 31 - Open vraag

Aan de slag
Ga naar Studiemeter->  Kies Starttaal online 2F
Kies 2F->  Kies Taalverzorging->  Kies Werkwoordspelling
Maak onderdelen: 
  • Tegenwoordige tijd (oef 1+ 2), 
  • Verleden tijd (oef 1 +2), 
  • Voltooid deelwoord (alle oefeningen)
  • Werkwoordspelling gecombineerd (alle oefeningen)





Slide 32 - Tekstslide