Adverbs & adjectives Lesson 2

Adverbs & Adjectives
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Adverbs & Adjectives

Slide 1 - Tekstslide

Lessonplan
Grammar Unit 11
Adverbs & Adjectives


Slide 2 - Tekstslide

Objectives
At the end of the lesson
You know the difference between adverbs and adjectives.
You can recognise when to use adverbs and adjectives.
You can apply adverbs and adjectives to sentences.

Slide 3 - Tekstslide

Instruction
What: Do the exercise with your laptop with Lesson Up
How: alone and in silence.
How long: 10 minutes
Why: to check if you have understood last lesson's grammar.
Done: Start Holmwoods Unit 11.

Slide 4 - Tekstslide

That car came by fast

Slide 5 - Open vraag

The teacher arrived terribly late for class.

Slide 6 - Open vraag

They have blue doors in the house.

Slide 7 - Open vraag

We could have passed that test easily.

Slide 8 - Open vraag

Her test went really well

Slide 9 - Open vraag

Instruction
What: Decide whether the word is an adverb or an adjective
How: alone and in silence.
How long: 2 minutes
Why: to check if you remember what they are used for.
Done: -

Slide 10 - Tekstslide

fast
A
adverb
B
adjective

Slide 11 - Quizvraag

terribly
A
adverb
B
adjective

Slide 12 - Quizvraag

late
A
adverb
B
adjective

Slide 13 - Quizvraag

blue
A
adverb
B
adjective

Slide 14 - Quizvraag

easily
A
adverb
B
adjective

Slide 15 - Quizvraag

really
A
adverb
B
adjective

Slide 16 - Quizvraag

well
A
adverb
B
adjective

Slide 17 - Quizvraag

Adjectives
(bijvoeglijk naamwoord)

Worden gebruikt om iets te zeggen over 
zelfstandig naamwoorden

Of om mensen of dingen te beschrijven
Adverbs
(bijwoorden)

Worden gebruikt om iets te  zeggen over:
werkwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden
andere bijwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Examples
1. The green house is my brother's. 
2. The car drove incredibly fast.
3. The sound was incredible.
The sound was incredibly loud.

Slide 19 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Van een bijvoeglijk naamwoord (adjective) maak je het bijwoord (adverb)

Honest - Honestly
Brave - Bravely
Hopeful - Hopefully

Slide 20 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Maar er zijn uitzonderingen op de spelling.

Easy - Easily
Scientific - scientifically 
Terrible - Terribly

Slide 21 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
En dan zijn er bijvoeglijk naamwoorden die helemaal niet de regels volgen. Deze moet je leren.

good - well
fast - fast
long - long
low - low

Slide 22 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Na werkwoorden als look, seem, taste, feel, smell en sound gebruik je altijd een adjective.

(dit staat nergens in je boek, dus schrijf het ergens op)


Slide 23 - Tekstslide

Instructions
Ready, done?
Start Holmwoods Unit 11

Slide 24 - Tekstslide