ecosteem NLT

ecosysteem NLT
startklaar: laptop

meld je aan in lesson-up!
1 / 68
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 68 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ecosysteem NLT
startklaar: laptop

meld je aan in lesson-up!

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen ecosysteem
Je kunt uitleggen wat een ecosysteem is.
Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven. 

Begrippen: ecosysteem, voedselweb, voedselketen, biotisch, abiotisch.

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerp: Ecosteem
Vak: Biologie

Sleutelwoorden:
- Ecosysteem
- Voedselweb
- Voedselketen
- Biotische factor
- Abiotische factor

Slide 3 - Tekstslide

Wat is voorbeeld van een ecosysteem?
A
De duinen
B
Het tropisch regenwoud
C
Gras
D
Een konijnen populatie

Slide 4 - Quizvraag

Ecosysteem
Natuurlijk systeem: bestaande uit alle organismen die in een bepaald gebied voorkomen + alle abiotische (niet levende) factoren.

Bijvoorbeeld:
- Het tropisch regenwoud, de duinen of de veluwe.

Slide 5 - Tekstslide

Voedselweb
Met een voedselweb worden de voedingsrelaties tussen organismen in een ecosysteem  weergegeven.

Let op de richting van de pijl!

Slide 6 - Tekstslide

Door welke roofdieren wordt de eekhoorn gegeten?
A
koolmees
B
sperwer
C
boommarter
D
muis

Slide 7 - Quizvraag

Voedselweb: let op de richting van de pijl!






Kevers worden gegeten door  --> jonge patrijzen.

Slide 8 - Tekstslide

Voedselweb: let op de richting van de pijl!






Aardappelplant worden gegeten door -> bladluizen, kevers enz.

Slide 9 - Tekstslide

Welke organismen worden gegeten door kleine spinnen?
A
jonge patrijzen
B
vliegen
C
bladluizen
D
koolrupsen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het gevolg voor het ecosysteem als de populatie van jonge patrijzen sterft door ziekte.

Slide 11 - Open vraag

Biotische en Abiotische factoren
In een ecosysteem vindt een wisselwerking plaats tussen Biotische en Abiotische factoren.

Biotische factoren: alle organismen

Abiotische factoren: niet levende factoren, bijvoorbeeld: temperatuur, hoeveelheid regen, wind, zonlicht enz.

Slide 12 - Tekstslide

Welke abiotische factor vind je in de woestijn?
A
Veel zon
B
Weinig zon
C
Cactussen
D
Gebrek aan water

Slide 13 - Quizvraag

Welke biotische factor vind je in het tropisch regenwoud?
A
Regen
B
Gras
C
Zon
D
Bomen

Slide 14 - Quizvraag

Organismen hebben te maken met biotische en abiotische factoren...

Slide 15 - Tekstslide

Door welke biotische factor zul je een eekhoorn vaak in het bos aantreffen?
A
Bomen om in te schuilen...
B
Een lekker zonnetje...
C
Goede temperatuur...
D
Voedsel zoals hazelnootjes...

Slide 16 - Quizvraag

Terugblik: welke abiotische factor vind je op de noordpool?
A
Ijsberen
B
Warme temperatuur
C
Ijs
D
Walvissen

Slide 17 - Quizvraag

Welke abiotische factoren veranderen op de noordpool door het versterkte broeikaseffect?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Op welke dieren heeft het effect als het gebied met first year ice kleiner wordt?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het gevolg voor het ecosysteem als het plankton niet meer zo goed kan groeien?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het gevolg voor het ecosysteem als de zeehonden geen goede broedplek meer kunnen vinden?

Slide 23 - Open vraag

leerdoelen voedselkringloop
Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt. 

Begrippen: fotosynthese, verbranding, energie-rijke en -arme stoffen, producenten, consumenten, afvaleters, reducenten.

Slide 24 - Tekstslide

Welke organismen kunnen voedingstoffen maken?
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacterien

Slide 25 - Quizvraag

Welke organismen kunnen voedingstoffen afbreken tot mineralen?
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacterien

Slide 26 - Quizvraag

Welke organismen zijn de opruimers in de natuur?
              aardbei                      berkezwam                  regenworm 

Slide 27 - Tekstslide

Welke organismen zijn nodig om van deze voedselketen een voedsel-kringloop te maken?

Slide 28 - Tekstslide

Een voedsel-kringloop: de verplaatsing van voedingstoffen langs organismen van een ecosysteem.

Slide 29 - Tekstslide

Producenten
- Planten
(let op! ook ALGEN of zeewier in de zee)
- Maken energierijke stoffen d.m.v. fotosynthese.
- Alle andere organismen in een ecosysteem zijn afhankelijk van planten.

Slide 30 - Tekstslide

Consumenten
- Dieren die:
- levende delen van de plant eten.
- of andere levende dieren eten.

Slide 31 - Tekstslide

Afval-eters
- Dieren die:
- dode delen van de plant eten.
- dode delen van dieren eten.

Slide 32 - Tekstslide

Reducenten
- schimmels en bacterien:
- die dode delen van planten en dieren afbreken tot mineralen.
- die uitwerpselen van afval-eters afbreken tot mineralen:

- Van mineralen kunnen planten groeien!

Slide 33 - Tekstslide

Welke rol vervult de regenworm in de kringloop?
A
producent (maker)
B
consument
C
afvaleter
D
reducent (afbreker)

Slide 34 - Quizvraag

Welke organismen breken voedingstoffen af tot mineralen?
A
producent (maker)
B
consument
C
afvaleter
D
reducent (afbreker)

Slide 35 - Quizvraag

Assimilatie / dissmilatie (van CO2)

Slide 36 - Tekstslide

Assimilatie / dissmilatie (van CO2)
Glucose, koolhydraat, vet
CO2

Slide 37 - Tekstslide

Welke organismen doen aan assimilatie?
A
algen
B
kril
C
kabeljauw
D
orka

Slide 38 - Quizvraag

Walvissen en CO2

Slide 39 - Tekstslide

Maak een voedselkringloop met de volgende soorten: walvis, algen, krill. Geef bij elke soort ook de ecologische rol binnen de kringloop: producent, consument, reducent.

Slide 40 - Open vraag

Terugblik: Welke voedselketen klopt?
A
krill > walvis > algen
B
walvis > krill > algen
C
algen < krill < walvis
D
algen > krill > walvis

Slide 41 - Quizvraag

Voedselketen






algen > krill > walvis

Slide 42 - Tekstslide

Een blauwe vinvis weegt 125 ton en bestaat voor 10% uit koolstof. Een volwassen boom kan in 50 jaar 1 ton CO2 vastleggen. Hoeveel bomen zijn ervoor nodig om evenveel CO2 vast te leggen als een Blauwe vinvis?

Slide 43 - Open vraag

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan leven rondom het poolgebied (Toendra).


Slide 44 - Tekstslide

Een groot gedeelte van de aarde bestaat uit toendra  

Slide 45 - Tekstslide

Toendra

Slide 46 - Tekstslide

Welke rol vervult de poolwilg in het ecosysteem?
A
producent (maker)
B
consument
C
afvaleter
D
reducent (afbreker)

Slide 47 - Quizvraag

Schrijf een abiotische factor op waardoor het voor een plant lastig is om te groeien op de toendra.

Slide 48 - Open vraag

Welk plaatje hoort bij de toendra?

Slide 49 - Tekstslide

Welke abiotische factor verwacht je op de toendra?
A
regen
B
rendieren
C
kou
D
harde wind

Slide 50 - Quizvraag

Toendra
Grenzend aan poolgebied

Abiotische factoren:
Kou (permafrost), wind, sneeuw, korte zomer

Slide 51 - Tekstslide

Toendra
Grenzend aan poolgebied

Vegetatie: 
grassen,  mossen, korstmossen, dwergstruiken

Slide 52 - Tekstslide

Dwergberk vs berk
Kun je uitleggen waarom het voor de dwergberk voordelig is om laag te groeien?

Slide 53 - Tekstslide

Aanpassingen planten
Kort
Fotosynthese bij lage temp.
Snelle bloei
Waslaag op bladeren

Slide 54 - Tekstslide

Korstmos: Symbiose

Schimmel + Alg (plant)
Werken samen

Belangrijke producent toendra

Slide 55 - Tekstslide

Welk organisme maakt de glucose voor het korstmos?
A
schimmel
B
alg
C
bacterie
D
bladgroenkorrel

Slide 56 - Quizvraag

Welk organisme neemt water op voor het korstmos?
A
schimmel
B
alg
C
bacterie
D
bladgroenkorrel

Slide 57 - Quizvraag

Korstmos: Symbiose

Slide 58 - Tekstslide

Aan de slag
Moduleboek: opdrachten bij 5.3

Slide 59 - Tekstslide

                 wordt gegeten door >          wordt gegeten door>
Maak de voedselketen: wie eet wie?

Slide 60 - Sleepvraag

Maak een voedselketen van 4 schakels waarin grote spinnen voorkomen .

Slide 61 - Open vraag

Een voorbeeld van een voedselketen...

Slide 62 - Tekstslide

Van voedselweb naar voedselketen:






3 schakels (schijven) = boerenkool -> koolrups -> kleine spin 

Slide 63 - Tekstslide






4 schakels (schijven) = 
boerenkool -> koolrups -> kleine spin -> patrijzen 

Slide 64 - Tekstslide






5 schakels (schijven) = 
boerenkool -> koolrups -> kleine spin -> patrijzen -> roofvogels

Slide 65 - Tekstslide

Gouden regels voedselketen.
1. Je start altijd met een plant (noem de soort! geen onderdeel zoals: blad, bes, wortel...)

2. Pijlen in de juiste richting

3. Let op het aantal schakels (of schijven)

Slide 66 - Tekstslide

Aan de slag
ga naar de eindexamensite.nl
vak: biologie
toetsen: ecosysteem

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Tekstslide