Les 39.2 - leerdoel 4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Les 39.2

gemengde schakelingen

Lesplanning:

1. Uitleg gemengde schakelingen
2. Verder werken aan leerdoel 4 
   
3. Klassikaal: coördinatentransformatie
4. Verder werken aan leerdoel 4 
   
5. Afsluiting: meerkeuzevragen

Er wordt een schakeling gebouwd met drie identieke weerstanden en een voeding. Deze schakeling is een ...

1. serieschaking
2. parallelschakeling
3. gemengde schakeling

Serieschakeling

30

6

4

30

3

6,7

0,5

0,6

0,2

Serieschakeling

I​tot​​=I​1​​=I​2​​=...

U​tot​​=U​1​​+U​2​​+...

R​tot​​=R​1​​+R​2​​+...

Parallelschakeling

30

6

4

30

3

6,7

0,5

0,9

0,3

Parallelschakeling

I​tot​​=I​1​​+I​2​​+...

U​tot​​=U​1​​=U​2​​=...

​R​tot​​​​1​​=​R​1​​​​1​​+​R​2​​​​1​​+...

De vier lampen in de onderstaande schakelingen zijn gelijk. Welke schakeling geeft meer licht?

1. Schakeling I
2. Schakeling II
3. De schakelingen geven evenveel licht.

Gemengde schakeling

	U (V)	I (A)	R (Ohm)
R1			20
R2			43
R3			105
Totaal	12

Gemengde schakeling

	U (V)	I (A)	R (Ohm)
R1			1000
R2			1000
R3			470
R4			470
Totaal

Aan de slag

Verder werken aan  leerdoel 4 - volgens de studiewijzer

Vandaag is les 39.2 bij aanvang van les 40.2 lever je de check van leerdoel 4 in.

Controleren practicum 

gevonden verband tussen U en P

4, 

Waarom zijn grafieken zo belangrijk bij experimenteel onderzoek?

Oefenopgave
Gijs meet van een aantal slingers met verschillende lengtes de slingertijd. De resultaten van zijn meting heeft hij uitgezet in onderstaande grafiek. Op grond van de grafiek heeft Gijs het vermoeden dat het verband tussen de lengte en de slingertijd een wortelverband is. 

A.    Beschrijf in woorden de vorm van een
        grafiek die je zou verwachten bij een
        wortelverband. Ben jij het met Gijs eens? 

B.   Voer een coördinatentransformatie uit. 

C.    Zoek de formule voor een slinger op in
        BINAS (tabel 35-B1:mathematische
        slinger). Bepaal met behulp van de grafiek
       de grootte van de gravitatieversnelling g.

De wetten van Kirchhoff

Let op! Dit is geen toetsstof.

De stroomwet van Kirchhoff

Voor elk punt in een schakeling geldt dat er net zoveel stroom naartoe loopt als ervandaan.

• Stroom NAAR een knooppunt noemen we POSITIEF. 
• Stroom VAN een knooppunt noemen we NEGATIEF.

Bepaal de 

onbekende 

stroomsterktes.

Bepaal de 

onbekende 

stroomsterkte.

De spanningswet van Kirchhoff

Als vanaf een bepaald punt een route wordt gevolgd die uiteindelijk weer bij het beginpunt uitkomt, dan is de som van de spanningen gelijk aan 0 V. 

• De spanning die je doorloopt
   van + naar - noem je positief.
• De spanning die je doorloopt van
    – naar + noem je negatief.

Bepaal de stroomsterkte door en spanning over de weerstand. 

Bepaal de stroomsterkte door weerstand A en B.

Bereken de spanning over de weerstand van 30 Ohm.

Oefenopgave

1. Bereken m.b.v. de spanningswet van Kirchhoff R1.
   
   
2. Bereken m.b.v. de stroomwet van Kirchhoff R3.

Oefenopgave

Bereken met de wetten van Kirchhoff de spanning over R1.

Oefenopgave

Bereken de gevraagde stroomsterkte.

Aan de slag

Verder werken aan  leerdoel 4 - volgens de studiewijzer

Vandaag is les 39.2 bij aanvang van les 40.2 lever je de check van leerdoel 4 in.

4, 

Helena heeft twee lampjes:
P: 14 V/ 0,7 A
Q: 18V / 0,5 A
In welke schakeling kunnen beide lampjes volgens de specificaties branden als de waarde van de getekende weerstand juist wordt gekozen.

1. A
2. B
3. C
4. D

1. De vervangingsweerstand van schakeling I is groter dan die van schakeling II.
2. De vervangingsweerstand van schakeling I is kleiner dan die van schakeling II.
3. De vervangingsweerstand van de schakelingen zijn even groot.
4. Dat weet je niet omdat de weerstanden van R1 t/m R4 onbekend zijn.

Een aantal apparaten op een groep zijn ingeschakeld. Uit metingen blijkt dat de vervangingsweerstand van deze apparaten 200 Ω is. Er wordt een apparaat met een weerstand groter dan 200 Ω op dezelfde groep ingeschakeld. Wat geldt er in de nieuwe situatie?

1. De vervangingsweerstand is kleiner dan 100Ω.
2. De vervangingsweerstand ligt tussen de 100 en 200Ω
3. De vervangingsweerstand is groter dan 200Ω.
4. Deze kan alle mogelijke waarden hebben.

Twee Ohmse weerstanden zijn parallel aangesloten op een spanningsbron. De weerstand van R1 is twee keer zo klein als de weerstand van R2. Na het sluiten van de schakelaar is het vermogen dat de spanningsbron levert ...

1. 3 keer zo groot
2. 2 keer zo groot
3. 3 keer zo klein
4. 2 keer zo klein

De drie lampjes in de onderstaande schakeling
hebben allemaal dezelfde weerstand en zijn
Ohmse weerstanden. Gegeven is dat de felheid
evenredig is met het omgezette vermogen van
de lampjes. De felheid van Q en R samen
vergeleken met P is ...

1. twee keer zo groot.
2. hetzelfde.
3. de helft.
4. een vierde.

Twee dezelfde lampjes zijn in serie aangesloten. Eén van de lampjes is al oud en door verdamping is de gloeidraad dunner geworden. Wat is het oude lampje?

1. Lampje 1
2. Lampje 2

Een 12 V batterij is aangesloten op
vier weerstanden. Nadat de
schakelaar S is gesloten zal de
ideale ampèremeter ...

1. 2 A aanwijzen.
2. 4 A aanwijzen.
3. 0 A aanwijzen.
4. in rook opgaan.