Hoofdstuk 3 - woorden met ei of ij

hoofdstuk 3
woorden met ei of ij 

dit hoofdstuk gaat over woorden met ei of ij. 
je oefent met de uitspraak en spelling van zulke woorden. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 3
woorden met ei of ij 

dit hoofdstuk gaat over woorden met ei of ij. 
je oefent met de uitspraak en spelling van zulke woorden. 

Slide 1 - Tekstslide

opdracht 1
de woorden hierna worden geschreven met korte ei. 
lees de woorden hardop. Spreek ze duidelijk uit.

ei - prei - aardbei - beide 
trein - klein - geintje - snelheid 

Slide 2 - Tekstslide

opdracht 2
De woorden hierna hebben een lange ij. 
Lees de woorden hardop. spreek ze duidelijk uit. 

jij -  wij - zij - mij - ijs - tijd 
fijn - pijn - partij - twijfel - maatschappij - konijn 

Slide 3 - Tekstslide

lange ij en korte ei 
de ij noem je een 'lange ij'. De j is een lange letter, vandaar de lange ij. 
de ei noem je een 'korte ei. 
het is duidelijker en makkelijker om de letters te noemen. 
Prijs schrijf je met i j. Prei schrijf je met e i. 

Slide 4 - Tekstslide

Vuistregels voor ij en ei
Er zijn geen vaste regels voor het gebruik van ij of ei. 
Er zijn wel enkele vuistregels:
- de ei staat in achtervoegsels heid (snelheid), teit (puberteit) en erlei (allerlei) en gerei (eetgerei) 

- de ij staat in de achtervoegsels erij (slagerij), bij (vlakbij) en nij (lekkernij) 
een vuistregel is een algemene regel die je in de meeste gevallen kunt toepassen. 
Voorbeeld: in dit hoofdstuk leer je een paar vuistregels voor het gebruik van ij of ei. 

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 3
vul de zinnen aan. 
gebruik woorden met ei. 

Slide 6 - Tekstslide

iemand van 14 jaar is in z'n ________

Slide 7 - Open vraag

een mier is een ________ diertje.

Slide 8 - Open vraag

Op het station stap ik in de _______

Slide 9 - Open vraag

Een _____ is een rode vrucht met spikkeltjes erop.

Slide 10 - Open vraag

Verdien je maar 2 euro per uur? dat is wel heel erg ________

Slide 11 - Open vraag

opdracht 4
bedenk zelf 5 woorden met ei

Slide 12 - Woordweb

opdracht 5
vul de zinnen aan. Gebruik woorden met ij. 
Gebruik de woorden uit opdracht 2. je hoeft niet alle woorden te gebruiken. 

Slide 13 - Tekstslide

De kok hakt het uitje heel erg _____

Slide 14 - Open vraag

's Winters ligt er soms ____ op de vijver.

Slide 15 - Open vraag

De sprinter liep een vreselijk snelle _____

Slide 16 - Open vraag

De snelste sporter kreeg de eerste _______

(dit woord staat niet op het plaatje)

Slide 17 - Open vraag

opdracht 6
bedenk zelf 5 woorden met ij

Slide 18 - Woordweb

de ij als stomme e 
in het woord 'nauwelijks' staat de ij. 
maar je spreekt deze letter anders uit. 
je spreekt deze letter uit als een korte u. 
de ij in 'nauwelijks' noem je ook wel een stomme e. 

Slide 19 - Tekstslide

lees de woorden hardop. spreek ze duidelijk uit. 
in sommige woorden is de ij een stomme e. zet die in het vak. 
ij als stomme e 
dadelijk
onbelangrijk
dierenrijk
dierlijk
ogenblikkelijk
zeedijk

Slide 20 - Sleepvraag

m__sje
A
ei
B
ij

Slide 21 - Quizvraag

d__k
A
ei
B
ij

Slide 22 - Quizvraag

l__k
A
ei
B
ij

Slide 23 - Quizvraag

t__d
A
ei
B
ij

Slide 24 - Quizvraag

__nde
A
ei
B
ij

Slide 25 - Quizvraag

marsep__n
A
ei
B
ij

Slide 26 - Quizvraag

pal__s
A
ei
B
ij

Slide 27 - Quizvraag

r__wiel
A
ei
B
ij

Slide 28 - Quizvraag

woest__n
A
ei
B
ij

Slide 29 - Quizvraag

rav__n
A
ei
B
ij

Slide 30 - Quizvraag