Th 6 Ecologie

Thema 6 Ecologie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6 Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.

Wie staat er aan het eind van deze voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste voedselketen?
A
Mens --> Koe --> Gras
B
Mens - Koe - Gras
C
Gras - Koe - Mens
D
Gras --> Koe --> Mens

Slide 3 - Quizvraag

voedselketen
voedselweb

Slide 4 - Sleepvraag

BS 1 Eten en gegeten worden 
Voedselketen: een reeks soorten,
waarbij de ene soort de volgende 
soort eet.

In een bepaald gebied zijn er 
meerdere voedselketens. 



Slide 5 - Tekstslide

Voedselweb: Alle mogelijke voedselrelaties van verschillende soorten. Van een
bepaald gebied.
 
De pijlen in zowel een 
voedselketen of voedselweb
geven altijd de energie 
stroming aan.
De pijl gaat richting het 
organisme wat een ander
organisme eet.   

Slide 6 - Tekstslide

Kringloop van fotosynthese en verbranding.
Sleep de begrippen naar de goede plaats.
koolstofdioxide 
en water
glucose en 
zuurstof
Verbranding
fotosynthese

Slide 7 - Sleepvraag

Fotosynthese

                       +                   -->                       +
Verbranding

                   +                      -->                       +
______________________________________________________
Bij fotosynthese is dit nodig:
Bij verbranding ontstaat dit:
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose
licht
energie
energie
licht

Slide 8 - Sleepvraag

Fotosynthese

Een plant kan met energie-arme stoffen (CO2 en H2O)en zonlicht een energierijke stof (glucose)maken. 

Samen met mineralen uit de bodem kan een plant alles maken wat hij nodig heeft. (Eiwitten, Koolhydraten en vetten)Dit zijn ook energierijke stoffen. 

Slide 9 - Tekstslide

Elk levend organisme heeft energie nodig. Deze krijgen ze uit de energierijke stoffen die ze hebben, (Koolhydraten, eiwitten en vetten). 
Als glucose reageert met zuurstof kan een organisme hier de energie uit vrij maken, dit stofwisselingsproces heet verbranding.


Bij fotosynthese wordt licht energie vastgelegd in glucose, als ik glucose verbrand komt deze energie weer vrij. 
Organismen gebruiken deze energie om bijv. nieuwe cellen te maken of te bewegen.  
Fotosynthese en verbranding zijn voorbeelden van stofwisseling.




Slide 10 - Tekstslide

Producenten, consumenten en reducenten
Producent: een plant is een producent. Dit organisme kan van energiearme stoffen (CO2 + Water), een energierijke stof maken glucose (PRODUCEREN DUS), dit kan omdat zij bladgroenkorrels hebben.

Planten zijn de enige organismen die dit kunnen 
(door hun bladgroenkorrels) en dus zijn zij 
ook altijd de basis van een voedselketen 
of voedselweb.



Slide 11 - Tekstslide

Consument: dieren die leven van energierijke stoffen die anderen organisme hebben gemaakt. Ze eten andere organisme (plant of dier) op (consumeren).  

Dieren vormen dus altijd de 2e en alle volgende schakels in een voedselweb/keten.




Slide 12 - Tekstslide

In de 2e schakel komen alleen planteneters voor (consumenten van de 1e orde). 
Dieren in de 3e schakel en verder zijn vlees oalleseters.  (consumenten van 2e orde of hoger)

Als de roofvogel ook opgegeten zou worden, zouden die organisme consumenten van de 4e orde genoemd worden enz.

Slide 13 - Tekstslide

Een Producent is een :
A
diereneter
B
bacterie eter
C
alleseter
D
een plant

Slide 14 - Quizvraag

Wie is of zijn hier de
consument(en)
A
radijs
B
radijs en konijn
C
konijn
D
konijn en uil

Slide 15 - Quizvraag

De slang is consument van de ...?
A
1e orde
B
1e, 2e en 3e orde
C
3e en 5e orde
D
6e orde

Slide 16 - Quizvraag

Als organisme (plant/dier) sterft zonder opgegeten te worden, worden zij door afvaleters gegeten. Ook uitwerpselen van dieren worden opgegeten. 




Slide 17 - Tekstslide

De reducenten (Bacteriën & Schimmels) breken de laatste energierijke stoffen af 
tot energiearme stoffen. 
Deze stoffen komen zo 
weer terug in de natuur 
(bodem) en planten 
kunnen deze weer 
opnemen. 
Dit noemen we een 
kringloop.

Slide 18 - Tekstslide

Producent
Consument
Reducent

Slide 19 - Sleepvraag

Hieronder staan 2 beweringen over een voedselweb:
1. een voedselweb begint altijd met een producent
2. de pijl in een voedselweb geeft de richting aan waarin de energie wordt doorgegeven
A
beide zijn waar
B
alleen 1 is waar
C
alleen 2 is waar
D
beide zijn niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Producenten maken van energie-arme stoffen nieuwe, energierijke stoffen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurt met de energie in reducenten?
A
Wordt gebruikt voor verbranding
B
Wordt gebruikt voor het vormen van cellen en weefsels
C
Wordt opgeslagen in de vorm van energie
D
Alle overige antwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Bs 2 Piramiden
In elke schakel van een voedselketen komen minder individuen voor dan de vorige.

In een piramide van aantallen kun je zien hoeveel individuen er in elke schakel voorkomen.

Je kunt zien dat het aantal individuen in elke schakel kleiner wordt.


 Dit is bij een voedselketen meestal
 het geval.

Slide 23 - Tekstslide

Dit is niet altijd zo.

In het bos kan 1 boom een voedselbron zijn voor veel kleine planteneters (slakken rupsen kevers).
 
Biomassa: het totale gewicht van alle energierijke stoffen in een organisme.

In een piramide van biomassa wordt elke volgende schakel altijd kleiner!


Slide 24 - Tekstslide

Energie in een voedselketen

Slide 25 - Tekstslide

Piramides van aantallen hebben altijd een piramide vorm.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

De 'piramide' hiernaast is een piramide van...
A
Aantallen
B
Biomassa / energie
C
Dat kan je niet zeggen
D
Zowel aantallen als biomassa

Slide 27 - Quizvraag

Welke piramide van
aantallen hoort bij de
voedselketen:
berk -> bladluis -> lieveheersbeestje?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 28 - Quizvraag

Linkerzijde geeft de piramide van biomassa aan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Waarom heeft piramide van biomassa altijd een piramide vorm
A
Er zijn meer roofdieren
B
Er zijn altijd meer producenten
C
Er gaat per schakel energie verloren

Slide 30 - Quizvraag

Wat is ONJUIST voor
een piramide van biomassa?
A
Er zijn meer afvaleters dan consumenten
B
Er zijn meer producenten dan consumenten
C
Er zijn meer reducenten dan consumenten
D
Er zijn meer vleeseters dan planteneters

Slide 31 - Quizvraag