Startrekenen VO 2F: Hoofdstuk 5 breuken voorbereiding op de toets (herhaling van H5 breuken)

BREUKEN VO 2F deel A
Herhalen Hoofdstuk breuken
Voorbereiding op de toets
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BREUKEN VO 2F deel A
Herhalen Hoofdstuk breuken
Voorbereiding op de toets

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Herhaling van:
- Hoofdstuk 5, voorbereiden op de toets

  • Breuken optellen en aftrekken
  • Breuken vereenvoudigen
  • Breuken gelijknamig maken
  • Breuken delen en vermenigvuldigen
  • Decimalen omrekenen naar een breuk en andersom

Slide 2 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Bij het optellen en aftrekken van breuken moet je eerst zorgen dat de noemers gelijk zijn en tel je de tellers bij elkaar op. Als de noemers niet gelijk zijn moeten deze eerst gelijknamig gemaakt worden..

Slide 3 - Tekstslide

Breuken vereenvoudigen

Een breuk VEREENVOUDIGEN betekent dat je een breuk zo makkelijk mogelijk op gaat schrijven.

Hoe kleiner de NOEMER, hoe minder (breuken) stukjes heb je....

Dit doe je door de TELLER en de NOEMER door hetzelfde getal te DELEN.

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

GELIJKNAMIGE BREUKEN
GELIJKNAMIGE BREUKEN zijn breuken met dezelfde NOEMER:

Je kunt deze gelijknamige breuken bij elkaar 
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.              

De NOEMER blijft altijd gelijk!



Slide 6 - Tekstslide

Ongelijknamige breuk
Als de noemer niet hetzelfde is, is het een ONGELIJKNAMIGE breuk.

Je moet dus eerst de breuk 
GELIJKNAMIG maken. (de NOEMERS 
hetzelfde maken)
Blz. 112

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1 - noemers vermenigvuldigen
                                         
                                                     = .....   (vermenigvuldig de noemers  
                                                                 8 x 4 = 32)
                                                      De noemers worden dus 32.


        x 4           x 8

3
1
8
4
3
1
32
32

Slide 8 - Tekstslide

Stap 2 - tellers uitrekenen
We weten nu dat de nieuwe noemer 32 is.
Om de tellers uit te rekenen maak je kruislinks een keersom:
8 X 1 (groene pijlen)
4 X 3 (blauwe pijlen)
12
8
32
32
3
1
8
4

Slide 9 - Tekstslide

Stap 3 - som uitrekenen
                                         We maken van deze breuk een plussom:
12
8
32
32
12
+
8
= 20
5
32
+
32
= 32
8
Vereenvoudig de breuk zover mogelijk:
Beide getallen zijn deelbaar door 4

Slide 10 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen blz.116
Je kunt een breuk vermenigvuldigen met een heel getal.
Bijvoorbeeld:     5 x   4
                                          8
Je vermenigvuldigt alleen de TELLER met het hele getal:

5 x      =    20     =       =    2      (vereenvoudig zover mogeijk)
         8            8            2                  2

:4

Slide 11 - Tekstslide

Breuken delen blz. 118
Je kunt een breuk delen door een heel getal.
Bijvoorbeeld:       9  : 3 =
                                  12
Je deelt alleen de TELLER door het hele getal:

 9  :  3  =    3     =           (vereenvoudig zover mogeijk)
12              12             4              

:3

Slide 12 - Tekstslide

Breuken delen blz. 119
Soms kun je de teller niet door het hele getal delen....

Dan reken je de breuk om zodat de teller wel deelbaar is:

 1 :  4  =                                          4  :  4  = 
 2                                                     8              8

x  4 =  4 
2  x 4 =  8

Slide 13 - Tekstslide

Decimaal omrekenen naar een breuk
Stap 1:
Bepaal het kommagetal

Bepaal eerst welk kommagetal je moet omrekenen.
Voorbeeld:
In dit geval moet je 0,60 omzetten in een breuk.

Slide 14 - Tekstslide

Stap 2:
Maak van het kommagetal een breuk. Kijk hoeveel getallen er achter de komma staan. Eén getal achter de komma = een tiende breuk ( ?⁄10 ). Twee getallen achter de komma = een honderdste breuk ( ?⁄100 ).

0,60  =  60⁄100.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 3:
Als je het kommagetal hebt omgezet in een breuk, dan kun je de breuk vereenvoudigen. Deel de teller en de noemer beide door hetzelfde getal.

van kommagetal naar breuk
Je ziet dat  60⁄100  gelijk is aan  3⁄5 .

Slide 16 - Tekstslide

Stap 4:
Bepaal de uitkomst van de som

Als je de breuk hebt vereenvoudigd, dan heb je de uitkomst van de som. In dit geval is 0,60 gelijk aan de breuk  3⁄5 .

Slide 17 - Tekstslide

Van breuk naar decimaal
Stap 1:
Bepaal de breuk
Bepaal als eerste de breuk die je moet omrekenen.

Voorbeeld:
In dit geval moet je de breuk  3⁄4  omrekenen.

Slide 18 - Tekstslide

Stap 2:
Gebruik een veelvoorkomende breuk als tussenstap.
Sommige breuken kom je vaak tegen, waardoor je de samenhang tussen deze breuken en de bijbehorende procenten en kommagetallen al snel uit je hoofd kent.  1⁄4   is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25. Als je dit weet kun je ook uitrekenen welk kommagetal gelijk is aan  3⁄4 .



Slide 19 - Tekstslide

Samen oefenen
studiemeter- methodes- startrekenen online- 2A bij 2F vo (paarse leerwerkboek)
domein getallen
oefeningen breuken
- breuken optellen en aftrekken
- breuken vermenigvuldigen
- breuken en decimale getallen

Slide 20 - Tekstslide

Ben je klaar voor de toets?
A
JA
B
Oefening nodig
C
Nee!
D
Ik zie het wel ...

Slide 21 - Quizvraag