plurals en demonstrative pronouns

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Unit 2 - Oefening

Plurals

Demonstratives

Wat is het meervoud van lolly?

1. lollys
2. lolly's
3. lollie's
4. lollies

Wat is het meervoud van dog?

1. doggies
2. dog's
3. dogs
4. doges

Wat is het meervoud van horse?

1. horsies
2. horses
3. horse's
4. hors'

Wat is het meervoud van child?

Normaal: +s

Eindigt op sisklank: +es

Eindigt op -y: +ies

Eindigt op -f(e): +ves

Eindigt op -f: +s

laptop

roof

baby

life

lobby

scarf

bus

plurals 

normaal +s (vast aan woord!)

eindigt op sisklank? (church, box, bus, etc.) +es.

> staat er al een e? dan +s (horse)

eindigt op medeklinker + y (baby, hobby) + ies

> klinker + y (day) +s

Plurals

eindigt op -f(e) (life, scarf) + ves

> soms als eindigt op -f (roof, belief) + s

eindigt op -o (zero) +s

> soms als eindigt op -o (tomato) +oes

Plurals

child - 

person - 

man - 

woman -

mouse -

tooth - 

Plurals

child -
children

person -
people

man -
men

woman -
women

mouse -
mice

tooth -  teeth

Plural

Soms alleen meervoud (hersenen in NL).

glasses = bril

pyjamas = pyjama

jeans/ shorts = broek

Demonstrative pronouns

this, that, these en those.

met of zonder znw.

This

That

These

Those

meervoud: mensen, dingen en dieren die dichtbij zijn.

enkelvoud: mensen, dingen en dieren die dichtbij zijn.

meervoud: mensen, dingen en dieren die ver weg zijn.

enkelvoud: mensen, dingen en dieren die ver weg zijn.

Could you pass me ____ apple?

1. This
2. That
3. These
4. Those

____ fire is burning hot on my skin.

1. This
2. That
3. These
4. Those

____ book on the table over there is very good.

1. This
2. That
3. These
4. Those

Look at ____ cats in the window across the street!

1. This
2. That
3. These
4. Those